Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/802 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen
Artikel 13 Monsterneming en analyse
Geldend
Geldend vanaf 10-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 132 (uitgifte: 21-05-2016, regelingnummer: 2016/802)
- Inwerkingtreding
10-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 132 (uitgifte: 21-05-2016, regelingnummer: 2016/802)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Milieurecht / Energie
1.
De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om door middel van monsternemingen te controleren of het zwavelgehalte van brandstoffen voldoet aan de artikelen 3 tot en met 7. Met het nemen van monsters wordt aangevangen op de datum waarop de toepasselijke grenswaarde voor het maximumzwavelgehalte van de brandstof van kracht wordt. Er worden op gezette tijden en frequent genoeg voldoende monsters genomen, en wel zo dat zij representatief zijn voor de gecontroleerde brandstof, en in het geval van scheepsbrandstoffen, voor de brandstof die door vaartuigen in de betrokken zeegebieden en havens wordt gebruikt. De monsters worden zonder onnodige vertraging geanalyseerd.
2.
De volgende wijzen van monsterneming, analyse en inspectie van scheepsbrandstoffen worden gebruikt:
- a)
inspectie van het scheepslogboek en de brandstofleveringsnota's, en
- b)
in voorkomend geval, de volgende wijzen van monsterneming en analyse:
- i)
monsterneming van scheepsbrandstof voor verbranding aan boord, op het moment van de levering aan schepen, volgens de richtsnoeren voor de bemonstering van stookolie om te bepalen of deze in overeenstemming is met de herziene bijlage VI bij MARPOL aangenomen op 17 juli 2009 ingevolge Resolutie 182(59) van het Marine Environment Protection Committee (MEPC) van de IMO, en analyse van het zwavelgehalte ervan, of
- ii)
monsterneming en analyse van het zwavelgehalte van scheepsbrandstof voor verbranding aan boord in tanks, voor zover technisch en economisch haalbaar, en in verzegelde brandstofmonsters aan boord van schepen.
3.
De referentiemethode die is aangenomen voor vaststelling van het zwavelgehalte is ISO-methode 8754 (2003) of EN ISO 14596:2007.
Om te bepalen of de scheepsbrandstof die wordt geleverd aan, en gebruikt op, schepen voldoet aan de zwavelgrenswaarden als voorgeschreven in de artikelen 4 tot en met 7, wordt de brandstofcontroleprocedure vastgelegd in aanhangsel VI van bijlage VI bij MARPOL gebruikt.
4.
De Commissie wordt de bevoegdheid verleend om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot:
- a)
de frequentie van monsterneming;
- b)
de methoden voor monsterneming;
- c)
de definitie van een monster dat representatief is voor de onderzochte brandstof.
Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.