Einde inhoudsopgave
Besluit Buitengewoon Strafrecht
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 31-07-1947
- Bronpublicatie:
27-06-1947, Stb. 1947, H 206 (uitgifte: 01-01-1947, kamerstukken: 372 )
- Inwerkingtreding
31-07-1947
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-1947, Stb. 1947, H 206 (uitgifte: 01-01-1947, kamerstukken: 372 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
Het bepaalde in artikel 68, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht blijft buiten toepassing, tenzij het gewijsde van een bij het Besluit op de Bijzondere Gerechtshoven aangewezen rechter of een Nederlandschen rechter buiten het Rijk in Europa afkomstig is.
2.
Het bepaalde in artikel 68, tweede lid, van dat Wetboek is niet toepasselijk dan voor zoover de vervolging strijdig zou zijn met den inhoud of de strekking van een overeenkomst, door Ons met een vreemde mogendheid gesloten.
3.
Nochtans kan in de gevallen, waarin het bepaalde in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht voor de werking van dit besluit buiten toepassing blijft, bij de rechterlijke uitspraak worden bepaald, dat de tijd der vrijheidsstraf of het bedrag der geldboete, door den veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van die uitspraak ondergaan of betaald ingevolge diens eerdere veroordeeling wegens hetzelfde feit, bij de uitvoering van de hem opgelegde tijdelijke vrijheidsstraf of geldboete geheel of gedeeltelijk in mindering zal worden gebracht; wat de geldboete betreft, volgens den zoo noodig in de uitspraak te bepalen maatstaf.
4.
Hij, aan wien bij uitspraak van een Tribunaal, waarop het fiat executie is verleend, een bijzondere maatregel, als bedoeld in artikel 1 van het Tribunaalbesluit, is opgelegd, kan ter zake van een misdrijf, waarop de bepalingen van dit besluit van toepassing zijn, behoudens het bepaalde in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, niet worden vervolgd dan met machtiging van Onzen Minister van Justitie.