Einde inhoudsopgave
Tribunaalbesluit
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 31-07-1947
- Bronpublicatie:
27-06-1947, Stb. 1947, H 206 (uitgifte: 01-01-1947, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-07-1947
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-1947, Stb. 1947, H 206 (uitgifte: 01-01-1947, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
Aan Nederlanders, die op het tijdstip van het in werking treden van dit besluit den leeftijd van achttien jaren hebben bereikt en gedurende de vijandelijkheden in, of tijdens de vijandelijke bezetting van het Rijk in Europa,
hetzij op eenige wijze hulp of steun hebben verleend of getracht hebben te verleenen aan den vijand of diens handlangers of medewerkers, dan wel openlijk hebben doen blijken van ingenomenheid met den vijand,
hetzij als leden, begunstigers of anderszins zich aangesloten hebben of aangesloten zijn gebleven bij de Nationaal Socialistische Beweging der Nederlanden of eenige daaraan verwante of andere nationaalsocialistische of fascistische organisatie of instelling, voor deze Beweging of een zoodanige organisatie of instelling werkzaam zijn geweest, haar propaganda hebben bevorderd of verspreid dan wel door woord of daad van instemming met het streven van die Beweging of een zoodanige organisatie of instelling of in het algemeen van nationaalsocialistische of fascistische gezindheid blijk hebben gegeven,
hetzij voordeel hebben getrokken of getracht hebben te trekken uit door of vanwege den vijand of diens handlangers genomen maatregelen of den door den oorlog of de vijandelijke bezetting geschapen feitelijken toestand, dan wel uit het hebben van vertrouwelijken omgang met personen, behoorende tot de burgerlijke of militaire bezettende macht,
hetzij niet gevolg hebben gegeven aan door Ons of van Onzentwege in verband met de oorlogvoering uitgevaardigde wettelijke maatregelen of gegeven bevelen,
kunnen, indien zij op grond van hun handelen of nalaten geacht moeten worden zich desbewust te hebben gedragen in strijd met de belangen van het Nederlandsche volk of desbewust afbreuk te hebben gedaan aan het verzet tegen den vijand en diens handlangers, bij uitspraak van door Ons in te stellen Tribunalen als bijzondere maatregelen worden opgelegd:
- 1°
interneering;
- 2°
ontzetting van bepaalde rechten;
- 3°
verbeurdverklaring van een gedeelte van hun vermogen.
2.
Op gelijke gronden, als in het voorgaande lid genoemd, kan bij wijze van bijzonderen maatregel de nalatenschap verbeurd worden verklaard van overleden Nederlanders, die op het tijdstip van het in werking treden van dit besluit of, indien zij voordien overleden zijn, op het tijdstip van hun overlijden den leeftijd van achttien jaren hadden bereikt.
3.
Ten aanzien van de oplegging van de bijzondere maatregelen, in dit besluit bedoeld, worden met Nederlanders gelijkgesteld Nederlandsche onderdanen uit anderen hoofde en zij, die den staat van Nederlander of Nederlandsch onderdaan uit anderen hoofde sedert 10 Mei 1940 hebben verloren.