Einde inhoudsopgave
Tribunaalbesluit
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 26-05-1945
- Bronpublicatie:
19-05-1945, Stb. 1945, F 75 (uitgifte: 01-01-1945, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-05-1945
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-05-1945, Stb. 1945, F 75 (uitgifte: 01-01-1945, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
Voor de toepassing van dit besluit wordt het vermogen onderscheidenlijk de nalatenschap van den schuldige geacht mede te omvatten:
- a.
eenig voordeel, dat te eeniger tijd door de vermenging van goederen en schulden bij eenige gemeenschap van de zijde van den schuldige is opgekomen of bij huwelijksche voorwaarden door den schuldige is besproken aan diens echtgenoot of gewezen echtgenoot, waarmede hij hetzij op het tijdstip van het in werking treden van dit besluit of, indien hij voordien is overleden, op het tijdstip van zijn overlijden was gehuwd, zonder van tafel en bed te zijn gescheiden, hetzij na het in werking treden van dit besluit een huwelijk heeft aangegaan;
- b.
al hetgeen, waarover de schuldige sedert de vijandelijke bezetting om niet heeft beschikt, alsmede eenig voordeel, van de zijde van den schuldige aan een ander opgekomen ingevolge eenige sedert de vijandelijke bezetting door den schuldige aangegane overeenkomst, waarbij de waarde der verbintenis aan de zijde van den schuldige aanmerkelijk die der verbintenis aan de andere zijde overtrof;
- c.
pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeeringen in verband met het leven of den dood van den schuldige, welke hetzij aan dezen zelf, hetzij aan een derde sedert de vijandelijke bezetting zijn opgekomen of alsnog zullen opkomen ingevolge een vóór de uitspraak door den schuldige verrichte of, met inachtneming van het onder a en b gestelde, uit diens vermogen afkomstige prestatie;
- d.
eenig voordeel, niet vallende in een gemeenschap van goederen, hetwelk tijdens de vijandelijke bezetting aan den echtgenoot van den schuldige is opgekomen als gevolg van de gedragingen, op grond waarvan aan den schuldige de maatregel van verbeurdverklaring is opgelegd.
2.
Voor zoover de verbeurdverklaring zich uitstrekt over een voordeel, als in het voorgaande lid bedoeld, kan, onverminderd het verhaal op derden, degeen aan wien dat voordeel is opgekomen, persoonlijk aansprakelijk worden gehouden voor de teruggave daarvan.
3.
Insgelijks kunnen, onverminderd het verhaal op derden, de erfgenamen en andere rechthebbenden van den overleden schuldige persoonlijk aansprakelijk worden gehouden voor de teruggave van aan hen opgekomen, tot diens nalatenschap behoorende zaken, waarover de verbeurdverklaring zich uitstrekt.
4.
De verbeurdverklaring van het vermogen van een persoon, die in eenige gemeenschap van goederen is gehuwd, omvat het vermogen van die gemeenschap, behoudens het bepaalde in het volgende lid.
5.
Het Tribunaal kan, bij het opleggen van den maatregel van verbeurdverklaring van een deel van het vermogen van een persoon, die in eenige gemeenschap van goederen is gehuwd, tevens bepalen, dat die gemeenschap wordt ontbonden. In dat geval vervalt het niet-verbeurdverklaarde deel, voorzoover dit niet de helft van het vermogen van de gemeenschap overschrijdt, aan den echtgenoot, aan wien geen maatregel wordt opgelegd.
6.
De scheiding van goederen, bedoeld in het vorige lid, wordt door den secretaris van het Tribunaal openbaar gemaakt door de plaatsing van een uittreksel van de uitspraak, nadat daarop het fiat executie is verleend, in de Nederlandsche Staatscourant. Het uittreksel moet bevatten de dagteekening der uitspraak en de aanduiding van het Tribunaal, door hetwelk de uitspraak is gedaan; voorts de namen, voornamen, beroep en woonplaats der echtgenooten. De gronden waarop de uitspraak berust, mogen in dit uittreksel niet worden opgenomen.
7.
De uitspraak betreffende de ontbinding der gemeenschap wordt tegenover derden eerst van kracht, nadat de in het vorige lid bedoelde openbaarmaking heeft plaats gevonden.