Einde inhoudsopgave
Besluit Buitengewoon Strafrecht
Artikel 26
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1991
- Bronpublicatie:
14-06-1990, Stb. 1990, 369 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken: 16813 )
- Inwerkingtreding
01-01-1991
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-1990, Stb. 1990, 582 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
Hij, die gedurende den tijd van den huidigen oorlog opzettelijk een ander blootstelt aan opsporing, vervolging, vrijheidsberooving of -beperking, eenige straf of eenigen maatregel door of vanwege den vijand, diens helpers of een persoon, als in artikel 21 bedoeld, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
2.
De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren, indien het feit vrijheidsberooving van langer dan een maand ten gevolge heeft gehad.
3.
De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren, indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
4.
De schuldige wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien het feit den dood of de vermissing, waaruit redelijkerwijze de dood is af te leiden. ten gevolge heeft gehad.
5.
Niet strafbaar is hij, die een feit heeft gepleegd met het oogmerk om aan door Ons gegeven wettelijke voorschriften te beantwoorden of om het algemeen belang te dienen.