Einde inhoudsopgave
Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR)
Artikel 1 Definities
Geldend
Geldend vanaf 20-09-2010
- Bronpublicatie:
20-03-2009, Trb. 2009, 161 (uitgifte: 29-10-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-09-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2010, Trb. 2010, 219 (uitgifte: 07-09-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Vervoersrecht / Wegvervoer
In deze Overeenkomst betekent:
- a)
‘voertuig’: elk motorrijtuig of elke aanhangwagen; deze term omvat elk samenstel van voertuigen;
- b)
‘motorrijtuig’: elk voertuig, voorzien van een voortstuwingsmotor, dat zich op eigen kracht over de weg voortbeweegt en dat dient voor het vervoer over de weg van personen en goederen of voor het over de weg trekken van voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen; deze term omvat geen landbouwtraktoren;
- c)
‘aanhangwagen’: elk voertuig bestemd om te worden gekoppeld aan een motorrijtuig; deze term omvat opleggers;
- d)
‘oplegger’: elke aanhangwagen bestemd om op zodanige wijze aan een motorrijtuig te worden gekoppeld, dat hij gedeeltelijk steunt op en dat een aanmerkelijk deel van zijn gewicht en van het gewicht van zijn lading wordt gedragen door dat motorrijtuig;
- e)
‘samenstel van voertuigen’: aaneengekoppelde voertuigen die als eenheid aan het wegverkeer deelnemen;
- f)
‘Toelaatbaar maximum totaalgewicht’: het maximum totaalgewicht van het beladen voertuig dat door de bevoegde autoriteit van de Staat waarin het voertuig is geregistreerd toelaatbaar is verklaard;
- g.
‘Wegvervoer’: iedere verplaatsing die geheel of gedeeltelijk wordt afgelegd op voor het publiek openstaande wegen met een leeg of beladen voertuig dat wordt gebruikt voor het vervoer van passagiers of goederen;
- h)
‘internationaal wegvervoer’: elk wegvervoer waarbij ten minste één grens wordt overschreden;
- i.
‘geregeld vervoer’: het geregeld vervoer van personen in een bepaalde frequentie en langs vastgestelde routes, waarbij reizigers op vaste stopplaatsen kunnen in- en uitstappen.
De vervoervoorwaarden, in het bijzonder het aantal reizen, de dienstregeling, de tarieven en de vervoerplicht worden, voor zover zij niet bij een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling zijn vastgesteld, neergelegd in een exploitatiereglement of overeenkomstige documenten die door de bevoegde instanties van de Overeenkomstsluitende Partijen moeten worden goedgekeurd en door de vervoerder vóór de inwerkingstelling daarvan moeten worden bekendgemaakt.
Als geregeld vervoer wordt ook aangemerkt, wie ook het vervoer organiseert, het vervoer van bepaalde categorieën personen met uitsluiting van andere reizigers, voor zover het vervoer geschiedt op de in de eerste alinea van deze definitie bepaalde wijze. Dit vervoer, in het bijzonder het vervoer van werknemers naar het werk en van het werk naar hun woonplaats of het vervoer van leerlingen naar onderwijsinstellingen en van onderwijsinstellingen naar hun woonplaats, wordt hierna ‘speciaal geregeld vervoer’ genoemd;
- j)
‘Bestuurder’: iedere persoon al dan niet in loondienst, die het voertuig bestuurt, zelfs gedurende korte tijd, dan wel zich in het kader van zijn taken in het voertuig bevindt teneinde dit in voorkomend geval te kunnen besturen;
- k)
‘lid van de bemanning’ of ‘bemanningslid’: de bestuurder of een der volgende, al dan niet in loondienst zijnde personen:
- i)
de bijrijder, d.w.z. iedere persoon die de bestuurder begeleidt ten einde hem bij het uitvoeren van bepaalde handelingen behulpzaam te zijn en die gewoonlijk metterdaad deelneemt aan de vervoerhandelingen, zonder dat hij in de zin van paragraaf j) van dit artikel de hoedanigheid van bestuurder heeft;
- ii)
een conducteur, d.w.z. iedere persoon die de bestuurder van een voertuig voor personenvervoer vergezelt en die met name is belast met het afgeven en controleren van biljetten of andere documenten die de reizigers het recht geven met het voertuig te reizen;
- l.
‘week’: het tijdvak tussen maandag 0.00 uur en zondag 24.00 uur;
- m.
‘Rust’: een ononderbroken tijdvak gedurende hetwelk de bestuurder vrijelijk over zijn tijd kan beschikken;
- n.
‘Onderbreking’: een tijdvak gedurende hetwelk een bestuurder niet mag rijden noch andere werkzaamheden mag verrichten en dat uitsluitend voor herstel wordt benut;
- o.
‘Dagelijkse rusttijd’: het dagelijkse tijdvak gedurende hetwelk een bestuurder vrijelijk over zijn tijd kan beschikken, bestaande uit een ‘normale dagelijkse rusttijd’ en een ‘verkorte dagelijkse rusttijd’:
‘Normale dagelijkse rusttijd’: een rustperiode van ten minste 11 uren. Als alternatief mag deze normale dagelijkse rust worden genoten in twee tijdvakken; het eerste moet een ononderbroken tijdvak van ten minste 3 uren zijn en het tweede een ononderbroken tijdvak van ten minste 9 uren;
‘Verkorte dagelijkse rusttijd’: een rustperiode van ten minste 9 uren, doch minder dan 11 uren;
- p.
‘Wekelijkse rusttijd’: het wekelijkse tijdvak gedurende hetwelk een bestuurder vrijelijk over zijn tijd kan beschikken, bestaande uit een ‘normale wekelijkse rusttijd’ en een ‘verkorte wekelijkse rusttijd’:
‘Normale wekelijkse rusttijd’: een rustperiode van ten minste 45 uren;
‘Verkorte wekelijkse rusttijd’: een rustperiode van ten minste 45 uren die, onder de voorwaarden van artikel 8, zesde lid, van de Overeenkomst kan worden bekort tot een minimum van 24 achtereenvolgende uren;
- q.
‘Andere werkzaamheden’: alle werkzaamheden behoudens rijden, met inbegrip van werkzaamheden voor dezelfde of een andere werkgever, binnen of buiten de vervoerssector. Dit omvat niet de wachttijd en tijd waarin niet wordt gereden in een bewegend voertuig, op een veerboot of op een trein;
- r.
‘Rijtijd’: de duur van de rijactiviteit die automatisch, halfautomatisch of handmatig wordt geregistreerd onder de in deze Overeenkomst vervatte voorwaarden;
- s.
‘Dagelijkse rijtijd’: de totale opgetelde rijtijd tussen het einde van de ene dagelijkse rustperiode en de aanvang van de volgende dagelijkse rustperiode of tussen een dagelijkse rustperiode en een wekelijkse rustperiode;
- t.
‘Wekelijkse rijtijd’: de totale gedurende een week opgetelde rijtijd;
- u.
‘Rijperiode’: de opgetelde rijtijd vanaf het tijdstip waarop een bestuurder na een rustperiode of onderbreking met rijden aanvangt totdat hij een rustperiode of onderbreking neemt. De rijperiode kan aaneengesloten of onderbroken zijn;
- v.
‘Meervoudige bemanning’: een situatie waarin er zich tijdens elke rijperiode tussen twee opeenvolgende dagelijkse rusttijden of tussen een dagelijkse rusttijd en een wekelijkse rusttijd ten minste twee bestuurders in het voertuig bevinden om het te besturen. Bij meervoudige bemanning is de aanwezigheid van een andere bestuurder of andere bestuurders gedurende het eerste uur facultatief, maar gedurende de resterende periode verplicht;
- w.
‘Vervoersonderneming’: een natuurlijke persoon, een rechtspersoon, een vereniging of een groep personen zonder rechtspersoonlijkheid, met of zonder winstoogmerk, of een officiële instantie, met eigen rechtspersoonlijkheid of afhankelijk van een autoriteit met rechtspersoonlijkheid, die zich bezighoudt met wegvervoer voor rekening van derden of voor eigen rekening.