Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/241 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
Artikel 21 quinquies Voorfinanciering voor REPowerEU
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2023
- Bronpublicatie:
27-02-2023, PbEU 2023, L 63 (uitgifte: 28-02-2023, regelingnummer: 2023/435)
- Inwerkingtreding
01-03-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-02-2023, PbEU 2023, L 63 (uitgifte: 28-02-2023, regelingnummer: 2023/435)
- Vakgebied(en)
Corona (V)
EU-recht / Financiering
1.
Een herstel- en veerkrachtplan met een REPowerEU-hoofdstuk kan vergezeld gaan van een verzoek om voorfinanciering. Mits het in artikel 20, lid 1, en artikel 21, lid 2, bedoelde uitvoeringsbesluit uiterlijk op 31 december 2023 door de Raad wordt vastgesteld, voert de Commissie, uit hoofde van de artikelen 7, 12, 14, 21 bis en 21 ter en met inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling van lidstaten en het evenredigheidsbeginsel, maximaal twee voorfinancieringsbetalingen uit voor een totaal bedrag van maximaal 20 % van de aanvullende middelen die worden gevraagd door de betrokken lidstaat voor de financiering van het REPowerEU-hoofdstuk.
2.
Wat middelen die zijn overgedragen onder de voorwaarden van artikel 26 van Verordening (EU) 2021/1060 betreft, bedraagt geen van beide reeksen voorfinancieringsbetalingen meer dan 1 000 000 000 EUR.
3.
In afwijking van artikel 116, lid 1, van het Financieel Reglement doet de Commissie de voorfinancieringsbetalingen voor zover mogelijk en afhankelijk van de beschikbare middelen, als volgt:
- a)
wat de eerste voorfinancieringsbetaling betreft, binnen twee maanden na het sluiten door de Commissie en de betrokken lidstaat van de overeenkomst die een juridische verbintenis als bedoeld in artikel 23 vormt;
- b)
wat de tweede voorfinancieringsbetaling betreft, binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit van de Raad tot goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan dat een REPowerEU-hoofdstuk bevat.
4.
Een voorfinancieringsbetaling met betrekking tot de in lid 2 bedoelde middelen wordt verricht nadat van alle lidstaten informatie is ontvangen over de vraag of zij voornemens zijn om voorfinanciering van deze middelen te vragen, en, zo nodig, op pro-ratabasis om het totale maximum van 1 000 000 000 EUR in acht te nemen.