Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Artikel 55 bis
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2013
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2014.
- Bronpublicatie:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Inwerkingtreding
01-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Iedere ambtenaar kan toestemming vragen om deeltijds te werken.
Het tot aanstelling bevoegde gezag kan toestemming verlenen om deeltijds te werken als het belang van de dienst daardoor niet wordt geschaad.
2.
De ambtenaar heeft recht op toestemming in de volgende gevallen:
- a)
om te zorgen voor een ten laste komend kind jonger dan 9 jaar,
- b)
om te zorgen voor een kind tussen 9 en 12 jaar, indien de vermindering van de arbeidsduur niet meer dan 20 % van de normale arbeidsduur bedraagt,
- c)
om te zorgen voor een ten laste komend kind tot het de leeftijd van 14 jaar bereikt ingeval de ambtenaar een alleenstaande ouder is,
- d)
in het geval van ernstige moeilijkheden, om te zorgen voor een ten laste komend kind tot het de leeftijd van 14 jaar bereikt, indien de vermindering van de arbeidsduur niet meer dan 5 % van de normale arbeidsduur bedraagt. In dit geval zijn de eerste twee leden van artikel 3 van bijlage IV bis niet van toepassing. Indien beide ouders in dienst van de Unie zijn, heeft slechts één van hen beide recht op deze vermindering van de arbeidsduur,
- e)
om te zorgen voor een ernstig zieke of gehandicapte echtgenoot, bloedverwant in opgaande of in neergaande lijn, of broer of zuster,
- f)
om een aanvullende opleiding te volgen, of
- g)
vanaf een leeftijd van 58 jaar gedurende de laatste drie jaar vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Indien een verzoek om deeltijd te mogen werken wordt ingediend om een aanvullende opleiding te volgen, of gedurende de laatste drie jaar vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, doch niet vóór de leeftijd van 58 jaar, kan de tot aanstelling bevoegde autoriteit alleen in uitzonderlijke omstandigheden en omwille van redenen van zwaarwegend dienstbelang het verzoek weigeren of de datum waarop de deeltijd ingaat, uitstellen.
Wanneer van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt om voor een ernstig zieke echtgenoot, bloedverwant in opgaande of in neergaande lijn, of broer of zuster te zorgen, of om een aanvullende opleiding te volgen, mogen de perioden van deeltijdse arbeid over de gehele loopbaan van de ambtenaar in totaal niet meer dan vijf jaar bedragen.
3.
Het tot aanstelling bevoegde gezag reageert binnen een termijn van 60 dagen op het verzoek van de ambtenaar.
4.
De voor deeltijdse arbeid geldende voorwaarden en de wijze waarop toestemming wordt verleend, zijn vastgesteld in bijlage IV bis.