Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds
Artikel VII Aanvulling en schaarse valuta's
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1978
- Bronpublicatie:
03-05-1976, Trb. 1977, 40 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-1978, Trb. 1978, 80 (uitgifte: 01-01-1978, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
§ 1. Maatregelen ter aanvulling van het bezit van het Fonds aan valuta's
Het Fonds kan, wanneer het een zodanig optreden raadzaam acht om zijn bezit aan de valuta van enig lid in de Algemene Middelenrekening, nodig in verband met zijn transacties, aan te vullen, een of beide van de volgende maatregelen nemen:
- (i)
aan het lid voorstellen dat het, op voorwaarden en bedingen die tussen het Fonds en het lid worden overeengekomen, zijn valuta aan het Fonds leent of dat het Fonds, met de instemming van het lid, deze valuta leent van een andere bron, hetzij binnen, hetzij buiten het grondgebied van het lid. Geen lid is echter op enigerlei wijze verplicht zodanige leningen aan het Fonds te verstrekken of ermee in te stemmen dat het Fonds zijn valuta van enige andere bron leent;
- (ii)
het lid verzoeken, indien dit participant is, zijn valuta aan het Fonds te verkopen tegen bijzondere trekkingsrechten geboekt op de Algemene Middelenrekening, zulks onder voorbehoud van het bepaalde in artikel XIX, sectie 4. Bij het aanvullen van zijn bezit met bijzondere trekkingsrechten, neemt het Fonds naar behoren de beginselen van aanwijzing in acht, vervat in artikel XIX, sectie 5.
§ 2. Algemene schaarste aan een valuta
Wanneer het Fonds constateert dat er zich een algemene schaarste aan een bepaalde valuta ontwikkelt, kan het Fonds de leden daarvan in kennis stellen en een rapport uitbrengen, waarin de oorzaken van de schaarste worden uiteengezet en aanbevelingen voor het opheffen van de schaarste worden gegeven. Een vertegenwoordiger van het lid welks valuta hierbij is betrokken, neemt aan de voorbereiding van het rapport deel.
§ 3. Schaarste van het eigen bezit van het Fonds aan bepaalde valuta's
(a)
Wanneer aan het Fonds duidelijk wordt dat de vraag naar de valuta van een lid de capaciteit van het Fonds om deze valuta ter beschikking te stellen, ernstig bedreigt, verklaart het Fonds, ongeacht of het ingevolge sectie 2 van dit artikel een rapport heeft uitgebracht of niet, deze valuta officieel schaars en in het vervolg wijst het de aanwezige en de te ontvangen bedragen van deze schaarse valuta toe met redelijke inachtneming van de relatieve behoeften der leden, de algemene internationale economische toestand en alle andere ter zake dienende overwegingen. Het Fonds brengt tevens verslag uit betreffende zijn optreden.
(b)
Een officiële verklaring als hierboven onder letter (a) bedoeld, geldt voor ieder lid als machtiging om, na overleg met het Fonds, tijdelijk de vrijheid van deviezentransacties in de schaarse valuta te beperken. Behoudens het bepaalde in artikel IV en schema C, heeft het lid volledige rechtsbevoegdheid om de aard van zodanige beperkingen te bepalen, maar zij dienen niet meer belemmerend te zijn dan nodig is om de vraag naar de schaarse valuta te beperken tot de voorraad die in het bezit van het desbetreffende lid is of hem zal toevloeien. Zij worden zo snel als de omstandigheden het toelaten, verzacht en opgeheven.
(c)
De onder letter (b) hierboven bedoelde machtiging vervalt steeds zodra het Fonds officieel verklaart dat de desbetreffende valuta niet meer schaars is.
§ 4. Toepassing der deviezenbeperkingen
Ieder lid dat ten aanzien van de valuta van een ander lid overeenkomstig het bepaalde in sectie 3 (b) van dit artikel beperkingen invoert, neemt alle bezwaren van het andere lid ten aanzien van de toepassing van zodanige beperkingen in welwillende overweging.
§ 5. Invloed van andere internationale overeenkomsten op deviezenbeperkingen
De leden komen overeen dat zij zich op de verplichtingen die voortspruiten uit enige vóór het sluiten van deze Overeenkomst gemaakte afspraak, niet op zodanige wijze zullen beroepen, dat het bepaalde in dit artikel daardoor geen werkingskracht kan hebben.