Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds
Artikel XXIX Interpretatie
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1978
- Bronpublicatie:
03-05-1976, Trb. 1977, 40 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-1978, Trb. 1978, 80 (uitgifte: 01-01-1978, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
(a)
Ieder meningsverschil dat omtrent de interpretatie van de bepalingen van deze Overeenkomst tussen enig lid en het Fonds of tussen de leden onderling ontstaat, wordt aan het College van Bewindvoerders ter beslissing voorgelegd. Indien enig lid dat niet is gerechtigd een Bewindvoerder te benoemen ten nauwste bij het meningsverschil is betrokken, heeft het het recht zich te laten vertegenwoordigen overeenkomstig het bepaalde in artikel XII, sectie 3(j).
(b)
In elk geval waarin het College van Bewindvoerders ingevolge letter (a) hierboven een beslissing heeft genomen, mag ieder lid binnen drie maanden na de datum van de beslissing verzoeken dat het vraagstuk wordt verwezen naar de Raad van Bestuur, wiens beslissing bindend zal zijn. Een vraagstuk verwezen naar de Raad van Bestuur wordt onderzocht door een Interpretatiecommissie van de Raad van Bestuur. Elk Commissielid heeft een stem. De Raad van Bestuur bepaalt het lidmaatschap, de procedures en de meerderheid bij stemming van de Commissie. Een beslissing van de Commissie geldt als een beslissing van de Raad van Bestuur, tenzij de Raad van Bestuur met een meerderheid van vijfentachtig procent van het totale stemmenaantal anders beslist. Hangende de uitslag van de verwijzing naar de Raad van Bestuur kan het Fonds, voor zover het dit noodzakelijk acht, op basis van de beslissing van het College van Bewindvoerders handelen.
(c)
Telkens wanneer er onenigheid ontstaat tussen het Fonds en een lid dat is uitgetreden, of tussen het Fonds en enig lid tijdens de liquidatie van het Fonds, wordt een zodanige onenigheid onderworpen aan een scheidsrechterlijke beslissing door een gerecht van drie scheidsmannen, van wie één door het Fonds wordt benoemd, een andere door het lid of het uittredende lid en een, de scheidsrechter, door de President van het Internationaal Gerechtshof of een andere autoriteit die daarvoor bij een door het Fonds vastgestelde regeling is aangewezen, tenzij partijen anders overeenkomen. De scheidsrechter heeft volledige bevoegdheid om in alle vragen betreffende de procedure te beslissen, wanneer naar aanleiding daarvan onenigheid tussen partijen bestaat.