Einde inhoudsopgave
Verordening (EEG) nr. 2137/85 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 03-08-1985
- Bronpublicatie:
25-07-1985, PbEG 1985, L 199 (uitgifte: 31-07-1985, regelingnummer: 2137/85)
- Inwerkingtreding
03-08-1985
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-07-1985, PbEG 1985, L 199 (uitgifte: 31-07-1985, regelingnummer: 2137/85)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van de Raad van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat een harmonische ontwikkeling van de economische bedrijvigheid en een gestadige en evenwichtige expansie in de gehele Gemeenschap afhankelijk zijn van de totstandkoming en de goede werking van een gemeenschappelijke markt die soortgelijke voorwaarden biedt als een nationale markt; dat het voor de verwezenlijking van deze éne markt en het hechter maken van de eenheid ervan met name wenselijk is dat voor natuurlijke personen, vennootschappen en andere juridische lichamen een juridisch kader wordt ingesteld dat de aanpassing van hun werkzaamheden aan de economische omstandigheden in de Gemeenschap vergemakkelijkt; dat het hiertoe noodzakelijk is dat deze natuurlijke personen, vennootschappen en andere juridische lichamen daadwerkelijk kunnen samenwerken over de grenzen heen;
Overwegende dat een dergelijke samenwerking kan stuiten op moeilijkheden van juridische, fiscale of psychologische aard; dat de instelling van een geschikte communautaire rechtsfiguur in de vorm van een Europees economisch samenwerkingsverband bijdraagt tot de verwezenlijking van de bovenvermelde doelstellingen en derhalve noodzakelijk lijkt;
Overwegende dat het Verdrag niet voorziet in de specifieke bevoegdheden voor het instellen van een dergelijke rechtsfiguur;
Overwegende dat het samenwerkingsverband zich aan de economische omstandigheden moet kunnen aanpassen door de leden een grote mate van vrijheid te laten voor het regelen van hun contractuele betrekkingen en het inwendig bestel van het samenwerkingsverband;
Overwegende dat het verschil tussen een samenwerkingsverband en een vennootschap in hoofdzaak is gelegen in zijn doel, dat alleen bestaat in het vergemakkelijken of ontwikkelen van de economische werkzaamheid van zijn leden, zodat dezen aldus hun eigen resultaten kunnen verbeteren; dat de werkzaamheid van het samenwerkingsverband, gezien zijn ondersteunende karakter, moet samenhangen met en niet in de plaats mag treden van de economische werkzaamheid van zijn leden en het verband derhalve bij voorbeeld niet zelf ten aanzien van derden een vrij beroep mag uitoefenen, waarbij het begrip economische werkzaamheid in de ruimste zin moet worden uitgelegd;
Overwegende dat de toegang tot het samenwerkingsverband, met inachtneming van de doelstellingen van deze verordening, zo ruim mogelijk moet zijn voor natuurlijke personen, vennootschappen en andere juridische lichamen; dat deze verordening evenwel de toepassing, op nationaal niveau, van de wettelijke en/of deontologische voorschriften inzake de voorwaarden voor de uitoefening van een economische werkzaamheid of van een beroep onverlet laat;
Overwegende dat deze verordening als zodanig niet het recht verleent aan een samenwerkingsverband deel te nemen, ook niet wanneer aan de in de verordening vervatte voorwaarden is voldaan;
Overwegende dat de bij deze verordening verleende bevoegdheid om de deelneming aan samenwerkingsverbanden om redenen van algemeen belang te verbieden of te beperken, geen afbreuk doet aan wetten van Lid-Staten die de uitoefening van werkzaamheden regelen en die andere verbodsbepalingen of beperkingen kunnen bevatten of anderszins controle of toezicht kunnen inhouden op deelneming aan een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, vennootschappen of andere juridische lichamen, of van welke categorie daarvan ook;
Overwegende dat aan het samenwerkingsverband, met het oog op de verwezenlijking van zijn doel, een eigen rechtsbevoegdheid moet worden verleend en dat moet worden voorzien in een rechtens van de leden van het samenwerkingsverband onderscheiden orgaan dat het jegens derden vertegenwoordigt;
Overwegende dat het voor de bescherming van derden noodzakelijk is te zorgen voor een ruime mate van openbaarheid en een onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van het samenwerkingsverband, met inbegrip van schulden op het gebied van belastingen en sociale zekerheid, zonder dat dit beginsel evenwel afbreuk doet aan de vrijheid om bij een bijzondere overeenkomst tussen het samenwerkingsverband en een derde de aansprakelijkheid van één of meer leden voor een bepaalde schuld uit te sluiten of te beperken;
Overwegende dat vragen betreffende de staat en de bevoegdheid van natuurlijke personen en de bevoegdheid van rechtspersonen worden beheerst door het nationale recht;
Overwegende dat regels moeten worden gesteld voor de bijzondere gronden tot ontbinding van samenwerkingsverbanden, maar dat voor de vereffening en de afsluiting daarvan naar het nationale recht moet worden verwezen;
Overwegende dat het samenwerkingsverband onderworpen is aan de nationale rechtsregels inzake insolventie en staking van betaling en dat dit recht andere oorzaken voor ontbinding van het samenwerkingsverband kan bevatten;
Overwegende dat in deze verordening wordt bepaald dat het resultaat van de werkzaamheden van het samenwerkingsverband slechts bij de leden belastbaar is; dat voor het overige het nationale belastingrecht van toepassing is, met name voor wat betreft de verdeling van de winst, de belastingprocedures en alle verplichtingen die door de nationale belastingwetgevingen worden opgelegd;
Overwegende dat op de niet door deze verordening bestreken gebieden het recht van de Lid-Staten en het Gemeenschapsrecht van toepassing zijn, zo bij voorbeeld:
- —
op het gebied van het sociaal recht en het arbeidsrecht;
- —
op het gebied van het mededingingsrecht;
- —
op het gebied van het recht inzake intellectuele eigendom;
Overwegende dat de werkzaamheid van een samenwerkingsverband onderworpen is aan het recht van de Lid-Staten inzake de uitoefening van een werkzaamheid en het toezicht daarop; dat, in geval van misbruik of ontduiking van de wetgeving van een Lid-Staat door een samenwerkingsverband of zijn leden, deze Lid-Staat passende sancties kan treffen;
Overwegende dat het de Lid-Staten vrij staat iedere wettelijke, bestuursrechtelijke of administratieve maatregel toe te passen of vast te stellen die niet in strijd is met de inhoud en de doelstellingen van deze verordening;
Overwegende dat deze verordening in al haar onderdelen onmiddellijk in werking moet treden; dat de toepassing van sommige van haar bepalingen evenwel moet worden uitgesteld om de Lid-Staten de gelegenheid te geven eerst de nodige voorzieningen te treffen voor de inschrijving van samenwerkingsverbanden op hun grondgebied en voor de bekendmaking van hun akten; dat de opgerichte samenwerkingsverbanden vanaf het tijdstip waarop deze verordening van toepassing is, zonder territoriale beperkingen werkzaam kunnen zijn,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: