Einde inhoudsopgave
Voorstel van wet houdende wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)
Artikel I Pensioenwet
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2022
- Bronpublicatie:
22-12-2022, Kamerstukken 2022, 36067 (uitgifte: 22-12-2022, kamerstukken: 36067-B)
- Inwerkingtreding
22-12-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2022, Kamerstukken 2022, 36067 (uitgifte: 22-12-2022, kamerstukken: 36067-B)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Loonbelasting / Pensioenregeling
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
Inkomstenbelasting / Winst
De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In de definitie van afkoop wordt ‘55, zesde lid’ vervangen door ‘55, vijfde lid’.
- 2.
In de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt ‘een geldelijke, vastgestelde uitkering’ vervangen door ‘een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is,’.
- 3.
In de definitie van collectief toedelingsmechanisme wordt ‘in variabele uitkeringen’ vervangen door ‘in variabele uitkeringen van flexibele premieovereenkomsten’.
- 4.
De definitie van kapitaalovereenkomst vervalt.
- 5.
De definitie van Onze Minister komt te luiden:
- —
Onze Minister: Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen;.
- 6.
De definitie van partner komt te luiden:
- —
partner:
- a.
echtgenoot;
- b.
geregistreerd partner; of
- c.
partner in de zin van de pensioenovereenkomst zijnde de meerderjarige persoon die met de werknemer of de gewezen werknemer een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind;.
- 7.
De definitie van partnerpensioen komt te luiden:
- —
partnerpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de partner of gewezen partner wegens het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer;.
- 8.
In de definitie van pensioenreglement wordt ‘en deelnemer’ vervangen door ‘en deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde’.
- 9.
In de definitie van premie vervalt ‘de verzekering van’.
- 10.
De definitie van toeslag komt te luiden:
- —
toeslag: een verhoging van:
- a.
een pensioenrecht in de vorm van een vastgestelde uitkering; of
- b.
een pensioenaanspraak in de vorm van een aanspraak op een vastgestelde uitkering, mits die verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de pensioenovereenkomst;.
- 11.
De definitie van uitkeringsovereenkomst vervalt.
- 12.
In de definitie van wezenpensioen wordt ‘een geldelijke, vastgestelde uitkering’ vervangen door ‘een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is,’.
- 13.
In alfabetische volgorde worden de volgende definities ingevoegd:
- —
beschermingsrendement: de vermogensbijschrijving die ervoor zorgt dat de, uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren, toekomstige pensioenuitkeringen en lopende pensioenuitkeringen nominaal stabiel blijven, dat wordt gefinancierd vanuit het totaal behaalde rendement en looptijdafhankelijk wordt toebedeeld aan de vermogens op basis van marktwaardering, waarbij toedelingsregels worden gehanteerd;
- —
flexibele premieovereenkomst: premieovereenkomst waarbij de premie individueel wordt belegd en waarbij het kapitaal voortvloeiend uit de premie vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering;
- —
overrendement: het saldo van het totaal behaalde rendement op de beleggingen, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat en het toebedeelde beschermingsrendement op basis van de toedelingsregels;
- —
premie-uitkeringsovereenkomst: premieovereenkomst uitgevoerd door een verzekeraar of door een premiepensioeninstelling waarbij de premie individueel wordt belegd, waarbij de premie of het kapitaal voortvloeiend uit de premie in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, kan worden aangewend voor aankoop van een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum en waarbij het resterend kapitaal vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering;
- —
projectierendement: het ingerekende toekomstig rendement voor de vaststelling van variabele uitkeringen;
- —
risicodelingsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een flexibele premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld;
- —
risicohouding: de vastgestelde mate waarin een groep deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden bereid is beleggingsrisico’s te lopen met oog op hun doelstellingen en de mate waarin deze groep beleggingsrisico’s kan dragen gegeven de kenmerken van deze groep;
- —
solidaire premieovereenkomst: premieovereenkomst waarbij de premie collectief wordt belegd, de resultaten in ieder geval naar leeftijdscohorten worden toebedeeld en waarbij het voor pensioenuitkering bestemd vermogen gedurende de uitkeringsfase wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering;
- —
solidariteitsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een solidaire premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld;
- —
toedelingsregels: de wijze waarop bij de solidaire premieovereenkomst financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectief gevoerde beleggingsbeleid, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat via beschermingsrendementen en overrendementen in de voor pensioenuitkering bestemde vermogens of in de solidariteitsreserve worden verwerkt;.
- B.
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het negende en tiende lid vervallen, onder vernummering van het elfde, twaalfde en dertiende lid tot het negende, tiende en elfde lid.
- 2.
In het negende lid (nieuw) wordt ‘1, 2, 4’ vervangen door ‘1, 2, 2a, 4’.
- 3.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
- 12.
Onder pensioenovereenkomst wordt mede verstaan hetgeen tussen een werkgever en een gewezen werknemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde is overeengekomen betreffende pensioen.
- C.
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a. Nadere bepalingen gezamenlijke huishouding
- 1.
Er is sprake van een gezamenlijke huishouding indien de betrokkenen een notarieel verleden samenlevingscontract hebben gesloten of sprake is van een samenlevingsverklaring en wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede of derde lid.
- 2.
Bij een bepaald partnerpensioen is sprake van een gezamenlijke huishouding indien en zolang er een notarieel verleden samenlevingscontract is en dit samenlevingscontract gemeld is aan de pensioenuitvoerder of er een door beide betrokkenen ondertekende samenlevingsverklaring is, waarin zij verklaren woonachtig te zijn op hetzelfde adres en voor elkaar te zorgen en deze samenlevingsverklaring is gestuurd naar de pensioenuitvoerder.
- 3.
Bij een onbepaald partnerpensioen is sprake van een gezamenlijke huishouding indien:
- a.
er een notarieel verleden samenlevingscontract is;
- b.
voor het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer er een door beide betrokkenen ondertekende samenlevingsverklaring is waarin zij verklaren woonachtig te zijn op hetzelfde adres en voor elkaar te zorgen; of
- c.
na het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer er een door een betrokkene ondertekende samenlevingsverklaring is waarin hij verklaart partner van de overledene te zijn geweest en hij aannemelijk maakt ten tijde van het overlijden of, indien relevant, op enig moment voor het overlijden een gezamenlijke huishouding met de overledene te hebben gevoerd.
- 4.
De betrokkene, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, maakt in ieder geval aannemelijk met de overleden werknemer of gewezen werknemer een gezamenlijke huishouding te hebben gevoerd indien sprake is geweest van inschrijving op hetzelfde adres gedurende zes maanden en een van de volgende omstandigheden:
- a.
uit hun relatie is een kind geboren of heeft erkenning plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
- b.
het gezamenlijk eigendom van een huis;
- c.
een huurcontract op beider naam; of
- d.
in de pensioenregeling van de betrokkene is de overleden werknemer of gewezen werknemer aangemerkt als partner van de betrokkene.
- 5.
Indien van toepassing wordt de duur van de gezamenlijke huishouding bij een onbepaald partnerpensioen beoordeeld op grond van de omstandigheden, bedoeld in het derde en vierde lid.
- 6.
Personen die partners waren omdat zij een gezamenlijke huishouding voerden blijven als partner aangemerkt wanneer zij niet langer ingeschreven zijn op hetzelfde adres als gevolg van opname in een zorginstelling, zolang geen van beiden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de pensioenuitvoerder heeft laten weten niet langer als partners te willen worden aangemerkt.
- 7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
- Ca.
In artikel 8, vijfde lid, onderdeel a, wordt ‘21 jaar’ vervangen door ‘18 jaar’.
- D.
Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10. Karakter pensioenovereenkomst
- 1.
De pensioenovereenkomst houdt een premieovereenkomst in.
- 2.
Een premieovereenkomst voor pensioen op opbouwbasis houdt in:
- a.
een solidaire premieovereenkomst;
- b.
een flexibele premieovereenkomst; of
- c.
een premie-uitkeringsovereenkomst.
- 3.
Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een nabestaandenpensioen op risicobasis of een arbeidsongeschiktheidspensioen op risicobasis, wordt in de pensioenovereenkomst opgenomen of aan de nabestaanden of de arbeidsongeschikte een vastgestelde of een variabele uitkering wordt verstrekt. Indien een variabele uitkering wordt verstrekt wordt in de pensioenovereenkomst opgenomen bij welk karakter als bedoeld in het tweede lid voor het nabestaandenpensioen of het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt aangesloten. De regels die bij of krachtens deze wet gelden voor een variabele pensioenuitkering bij een pensioenovereenkomst met dat karakter zijn van overeenkomstige toepassing bij de uitvoering van het nabestaandenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen.
- E.
Artikel 10a komt te luiden:
Artikel 10a. Solidaire premieovereenkomst
- 1.
Bij een solidaire premieovereenkomst berekent de pensioenuitvoerder de kans dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald. Deze berekening wordt door pensioenfondsen bij de opdrachtaanvaarding, door verzekeraars en premiepensioeninstellingen bij het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst en door alle pensioenuitvoerders periodiek, uiterlijk iedere vijf jaar, gedaan aan de hand van een uniforme scenario-analyse. De pensioenuitvoerder informeert de werkgever of de partijen die de pensioenregeling zijn overeengekomen hierover.
- 2.
Het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen wordt gedurende de uitkeringsfase gebruikt voor financiering van een variabele uitkering.
- 3.
De solidariteitsreserve is onderdeel van de solidaire premieovereenkomst.
- 4.
De financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectieve beleggingsbeleid worden in de voor pensioenuitkering bestemde vermogens en de solidariteitsreserve verwerkt door middel van vastgelegde toedelingsregels die in ieder geval aansluiten bij de risicohouding per leeftijdscohort, waarbij in de toedelingsregels bepaald kan worden dat het beschermingsrendement voor het renterisico wordt toebedeeld ofwel op basis van wijziging van de rentetermijnstructuur die de toezichthouder beschikbaar stelt ofwel rechtstreeks uit het rendement van de daarvoor bestemde beleggingen. De financiële mee- of tegenvallers als gevolg van de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat worden verwerkt door middel van aparte toedelingsregels of de solidariteitsreserve.
- 5.
De toedelingsregels voor de beschermingsrendementen en overrendementen voor het beleggingsrisico zijn zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten plaatsvinden. Van de eerste zin kan afgeweken worden voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van de ingegane pensioenuitkeringen en van de opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen van pensioengerechtigden te realiseren en alleen herverdelingseffecten optreden tussen de pensioengerechtigden onderling.
- 6.
Het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen is niet negatief.
- 7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de scenario-analyse en de toedelingsregels.
- F.
Na artikel 10a worden de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 10b. Flexibele premieovereenkomst
- 1.
Bij een flexibele premieovereenkomst wordt de premie belegd tot de pensioendatum. Het kapitaal voortvloeiend uit de premies wordt vanaf de pensioendatum gebruikt voor financiering van een vastgestelde of variabele uitkering.
- 2.
Een risicodelingsreserve kan onderdeel zijn van een flexibele premieovereenkomst.
- 3.
Bij de variabele uitkering worden financiële mee— of tegenvallers die het gevolg zijn van het beleggingsrisico verwerkt door middel van individuele toedeling of een collectief toedelingsmechanisme. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van de ontwikkeling van de levensverwachting gebeurt door middel van individuele toedeling, een collectief toedelingsmechanisme of een risicodelingsreserve. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het sterfteresultaat gebeurt door middel van een collectief toedelingsmechanisme of een risicodelingsreserve.
- 4.
De vormgeving van het collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico is zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten plaatsvinden. Van de eerste zin kan afgeweken worden voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van de ingegane pensioenuitkeringen en van de opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen van pensioengerechtigden te realiseren en alleen herverdelingseffecten optreden tussen de pensioengerechtigden onderling.
- 5.
Het kapitaal is niet negatief.
- 6.
De pensioenuitvoerder past een collectief toedelingsmechanisme toe op een toedelingskring die bestaat uit pensioengerechtigden.
- 7.
In afwijking van het zesde lid kunnen:
- a.
deelnemers of gewezen deelnemers deel uitmaken van de toedelingskring in de laatste tien jaar voorafgaand aan de reglementaire pensioenleeftijd, waarbij de deelname van deelnemers of gewezen deelnemers aan de toedelingskring plaatsvindt door tijdsevenredige toetreding tot het collectief toedelingsmechanisme in deze periode; en
- b.
alle deelnemers, gewezen deelnemers of andere aanspraakgerechtigden deel uitmaken van de toedelingskring voor het collectief toedelingsmechanisme voor verwerking van het sterfteresultaat.
- 8.
Bij uitvoering van een flexibele premieovereenkomst door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds geldt, voor zover het basispensioenregelingen betreft die onder de verplichtstelling vallen, in afwijking van het tweede lid en het zevende lid, het volgende:
- a.
een risicodelingsreserve is onderdeel van de flexibele premieovereenkomst; en
- b.
de verwerking van het sterfteresultaat vindt plaats over alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
- 9.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de tarieven voor een vastgestelde uitkering.
Artikel 10c. Premie-uitkeringsovereenkomst
- 1.
Bij een premie-uitkeringsovereenkomst wordt de premie belegd tot de pensioendatum. Het kapitaal voortvloeiend uit de premies wordt vanaf de pensioendatum gebruikt voor financiering van een vastgestelde of variabele uitkering.
- 2.
In afwijking van het eerste lid is de verzekeraar verplicht om op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, het tot op dat moment opgebouwde kapitaal of de vanaf dat moment beschikbaar gestelde premie geheel of gedeeltelijk aan te wenden voor een aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum.
- 3.
In afwijking van het eerste lid is de premiepensioeninstelling verplicht om op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer in de laatste vijftien jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, het tot op dat moment opgebouwde kapitaal geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een door de deelnemer of gewezen deelnemer aangewezen verzekeraar voor een aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum.
- 4.
De verzekeraar of de premiepensioeninstelling informeert degene die het kapitaal of de premie wenst aan te wenden als bedoeld in het tweede lid of over te laten dragen als bedoeld in het derde lid over de voor hem relevante gevolgen en risico’s hierbij, waaronder een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal of de premie daarvoor zou worden aangewend of overgedragen en de hoogte van de variabele uitkeringen als wordt belegd tot de pensioendatum. Deze opgaven worden tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
- 5.
Bij de variabele uitkering worden financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het beleggingsrisico of van de ontwikkeling van de levensverwachting verwerkt door middel van individuele toedeling.
- 6.
Het kapitaal is niet negatief.
- 7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 10d. Solidariteitsreserve
- 1.
Een solidariteitsreserve heeft een maximale omvang van 15% van het geheel voor pensioen gereserveerde vermogen inclusief de solidariteitsreserve. De solidariteitsreserve is niet negatief.
- 2.
Indien een solidariteitsreserve wordt gevuld uit premies of overrendement, bedraagt de inleg uit premie niet meer dan 10% van de premiesom per deelnemer per jaar en bedraagt de inleg uit overrendement niet meer dan 10% van het positieve collectieve overrendement per jaar.
- 3.
Door middel van de solidariteitsreserve worden financiële mee- of tegenvallers collectief gedeeld op een wijze die op voorhand leidt tot gemiddeld stabielere of hogere toekomstige en al ingegane pensioenuitkeringen voor alle generaties, ten opzichte van de aanname dat de solidariteitsreserve geen onderdeel van de pensioenregeling zou zijn. De solidariteitsreserve wordt niet gebruikt voor deling van operationele kosten.
- 4.
De pensioenuitvoerder stelt regels vast voor de doelstellingen van de solidariteitsreserve en het vullen en uitdelen uit de solidariteitsreserve. Deze regels zijn evenwichtig, transparant, onderling consistent en worden voor langere tijd vastgesteld.
- 5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 10e. Risicodelingsreserve
- 1.
Een risicodelingsreserve heeft een maximale omvang van 15% van het geheel voor pensioen gereserveerde kapitaal inclusief de risicodelingsreserve. De risicodelingsreserve is niet negatief.
- 2.
Indien een risicodelingsreserve wordt gevuld uit premies of uit kapitaal bij toetreding tot het collectief toedelingsmechanisme voor de collectieve uitkeringsfase, bedraagt de inleg uit premie en de inleg uit kapitaal in totaal niet meer dan 10%.
- 3.
Door middel van de risicodelingsreserve worden financiële mee- of tegenvallers collectief gedeeld op een wijze die op voorhand leidt tot gemiddeld stabielere of hogere toekomstige en al ingegane pensioenuitkeringen voor alle generaties, ten opzichte van de situatie dat de risicodelingsreserve geen onderdeel van de pensioenregeling is. De risicodelingsreserve wordt niet gebruikt voor deling van operationele kosten.
- 4.
Bij een flexibele premieovereenkomst met beleggingsvrijheid worden financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico niet gecompenseerd door de risicodelingsreserve.
- 5.
De pensioenuitvoerder stelt regels vast voor de doelstellingen van de risicodelingsreserve en het vullen en uitdelen uit de risicodelingsreserve. Deze regels zijn evenwichtig, transparant, onderling consistent en worden voor langere tijd vastgesteld.
- 6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
- Fa.
In artikel 11 wordt in het opschrift en de tekst ‘kapitaal’ vervangen door ‘kapitaal, voor pensioenuitkering bestemd vermogen’.
- G.
Artikel 13 vervalt.
- H.
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘21-jarige’ vervangen door ‘18-jarige’.
- 2.
Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
- a.
In de eerste zin vervalt ‘wachttijd of’ en vervalt ‘of, indien sprake is van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, tot de werknemer in meer dan 26 weken arbeid heeft verricht’.
- b.
De tweede zin komt te luiden: Wachttijden zijn niet toegestaan voor het ouderdomspensioen.
- 3.
In het derde lid wordt ‘21 jaar’ vervangen door ‘18 jaar’ en wordt 21-jarige’ vervangen door ‘18-jarige’.
- I.
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 16. Nadere eisen nabestaandenpensioen
- 1.
Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een nabestaandenpensioen wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
een nabestaandenpensioen bij overlijden voor pensioendatum betreft een nabestaandenpensioen op risicobasis en de hoogte is diensttijdonafhankelijk;
- b.
een partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum betreft een partnerpensioen op opbouwbasis;
- c.
indien sprake is van een partnerpensioen, voorziet de pensioenovereenkomst voor alle partnerrelaties in partnerpensioen en wordt geen onderscheid gemaakt al naar gelang het type partnerrelatie; en
- d.
indien sprake is van een wezenpensioen wordt in de pensioenovereenkomst bepaald dat het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het kind 25 jaar wordt.
- 2.
Voor de toepassing van deze wet kan een werknemer of gewezen werknemer op enig moment slechts één partner hebben. Indien de werknemer of gewezen werknemer op dat moment meer dan één partner zou hebben, wordt alleen de partner uit de oudste relatie als partner in de zin van deze wet aangemerkt.
- 3.
Elk beding in strijd met dit artikel is nietig.
- J.
Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 17. Gelijke premie
- 1.
De door of voor een deelnemer verschuldigde premie voor pensioen op opbouwbasis bedraagt voor alle deelnemers een gelijk percentage van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen.
- 2.
De door of voor een deelnemer verschuldigde premie voor pensioen op risicobasis bedraagt bij een pensioenregeling uitgevoerd door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds een gelijk percentage van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen.
- 3.
Voor verschillende vormen van pensioen en voor verschillende pensioenregelingen kunnen verschillende premies worden vastgesteld. Voor verschillende pensioenregelingen die worden uitgevoerd door hetzelfde verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds kunnen geen verschillende premies worden vastgesteld indien die pensioenregelingen dezelfde of nagenoeg dezelfde inhoud hebben.
- 4.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op de premie voor vrijwillige pensioenregelingen.
- 5.
De tweede zin van het derde lid is niet van toepassing indien bij een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds sprake is van een regeling die voor alle deelnemers geldt en de actuariële waarde van de uit die regeling voortvloeiende verplichtingen ten minste twee derde van de actuariële waarde van de uit het totaal van de pensioenregelingen van het bedrijfstakpensioenfonds anders dan regelingen voor nabestaanden- of arbeidsongeschiktheidspensioen, voortvloeiende verplichtingen met uitzondering van de uit de vrijwillige pensioenvoorzieningen voortvloeiende verplichtingen, betreft.
- K.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
- 2.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
- 2.
Een werkgever kan de pensioenovereenkomst ook wijzigen voor gewezen werknemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
- L.
In artikel 20 vervalt ‘voor de aanspraakgerechtigden’ en wordt ‘opgebouwde pensioenaanspraken’ vervangen door ‘opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenrechten’.
- M.
In artikel 21, eerste lid, vervalt ‘, waaronder de mogelijkheid te kiezen voor een variabele uitkering’.
- N.
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid komt onderdeel f te luiden:
- f.
indien van toepassing de uitgangspunten, regels en procedures welke gelden ten aanzien van een solidariteitsreserve of een risicodelingsreserve waaronder:
- 1°
de wijze waarop de reserve wordt gevuld;
- 2°
de regels voor het uitdelen uit de reserve;
- 3°
de wijze waarop de reserve meedeelt bij de verwerking van financiële mee- en tegenvallers;
- 4°
de gewenste en maximale omvang van de reserve;
- 5°
het beleid ten aanzien van een lege of volle reserve;
- 6°
de wijze waarop de reserve bijdraagt aan de intergenerationele risicodeling en stabiliteit; en
- 7°
de samenhang en onderlinge consistentie van deze uitgangspunten, regels en procedures;.
- 1a.
In het eerste lid, onderdeel k, wordt ‘; en’ vervangen door een puntkomma.
- 1b.
Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel l, door ‘; en’ wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
- m.
ingeval een premie-uitkeringsovereenkomst wordt uitgevoerd door een premiepensioeninstelling: de afspraken die worden gemaakt met een verzekeraar over de toepassing van artikel 10c, derde lid, en over de wijze waarop na de waardeoverdracht wordt voldaan aan de bepalingen in deze wet.
- 2.
Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
- b.
in geval van terugstorting: de voorwaarden waaronder sprake is van terugstorting, de wijze van vaststelling van de hoogte van de terugstorting en de bestemming ervan;.
- 3.
In het tweede lid, onderdeel e, wordt ‘; of’ vervangen door een puntkomma.
- 4.
Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door ‘; of’, een onderdeel toegevoegd, luidende:
- g.
de maatstaven voor en voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt.
- O.
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het opschrift vervalt ‘en tekort minimaal vereist eigen vermogen’.
- 2.
In het eerste lid vervalt ‘en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen’.
- P.
Artikel 35, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Aan het slot van onderdeel b wordt ‘; en’ vervangen door een puntkomma.
- 2.
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma worden de volgende onderdelen toegevoegd, luidende:
- d.
de regels en procedures die gelden ten aanzien van de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve;
- e.
de risicohouding;
- f.
de toedelingsregels; en
- g.
het projectierendement.
- Q.
Artikel 38, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In de onderdelen c en d wordt ‘informatie over’ vervangen door ‘voor zover van toepassing, informatie over’.
- 2.
Onderdeel e komt te luiden:
- e.
voor zover van toepassing, informatie over de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve;.
- 2a.
Aan het slot van onderdeel k vervalt ‘en’.
- 3.
In onderdeel l vervalt ‘voor zover van toepassing,’.
- 4.
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
- m.
de totaal ingelegde pensioenpremies die zijn ingelegd op grond van een solidaire premieovereenkomst, flexibele premieovereenkomst of premie-uitkeringsovereenkomst;
- n.
de totaal behaalde beleggingsrendementen per deelnemer die op grond van een solidaire premieovereenkomst, flexibele premieovereenkomst of premie-uitkeringsovereenkomst zijn behaald; en
- o.
andere per algemene maatregel van bestuur bepaalde vereiste informatie.
- R.
Artikel 40, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In de onderdelen b en c wordt ‘informatie over’ vervangen door ‘voor zover van toepassing, informatie over’.
- 2.
Onderdeel d komt te luiden:
- d.
voor zover van toepassing, informatie over de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve;.
- 3.
In onderdeel i vervalt ‘voor zover van toepassing,’.
- S.
In artikel 41, eerste lid, onderdelen b en d, artikel 42, eerste lid, onderdelen b en c, artikel 43, eerste lid, onderdelen c en d, en artikel 44, eerste lid, onderdelen c en d, wordt ‘informatie over’ vervangen door ‘voor zover van toepassing, informatie over’.
- T.
In artikel 44a, eerste lid, wordt ‘kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst’ vervangen door ‘flexibele premieovereenkomst of premie-uitkeringsovereenkomst’.
- Ta.
Artikel 45, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Onderdeel c komt te luiden:
- c.
voor zover van toepassing, de toeslagverlening;.
- 2.
In onderdeel d wordt ’vermindering’ vervangen door ‘voor zover van toepassing, vermindering’.
- U.
In artikel 46, tweede lid, wordt ‘bij premieovereenkomsten waarbij de premie wordt belegd’ vervangen door ‘bij flexibele premieovereenkomsten of premie-uitkeringsovereenkomsten’ en wordt ‘bij kapitaalovereenkomsten en premieovereenkomsten’ vervangen door ‘bij flexibele premieovereenkomsten en bij premie-uitkeringsovereenkomsten’.
- V.
In artikel 46a, tweede lid, wordt onder verlettering van de onderdelen d en e tot de onderdelen e en f een onderdeel ingevoegd, luidende: d. informatie over de beleggingen en het beleggingsbeleid;.
- W.
In artikel 47a, eerste lid, wordt ‘kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst’ vervangen door ‘flexibele premieovereenkomst en premie-uitkeringsovereenkomst’.
- X.
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het derde lid wordt ‘en de gevolgen’ vervangen door ‘, de gevolgen’ en wordt na ‘het pensioen’ toegevoegd ‘en de gevolgen van een keuze of combinatie van keuzes voor het pensioen’.
- 2.
Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
- 4.
De pensioenuitvoerder bevordert dat de informatie de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aanzet tot relevante actie.
- 3.
[vervallen]
- 4.
Het zesde lid (nieuw) lid komt te luiden:
- 6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
- Y.
Na artikel 48 worden de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 48a. Keuzebegeleiding
De pensioenuitvoerder begeleidt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde op een adequate wijze bij het maken van een keuze binnen de pensioenovereenkomst, zorgt voor de inrichting van de keuzeomgeving en stelt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde daarmee in staat om een passende keuze te maken.
Artikel 48b. Klachten- en geschillenprocedure
- 1.
Een pensioenuitvoerder draagt zorg voor een adequate behandeling van klachten van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden. Hiertoe beschikt de pensioenuitvoerder over een interne klachten- en geschillenprocedure.
- 2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 48c. Geschilleninstantie
- 1.
Een pensioenuitvoerder is aangesloten bij een door Onze Minister aangewezen instantie tot beslechting van geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden enerzijds en pensioenuitvoerders anderzijds, tenzij een dergelijke instantie er niet is. Van een besluit tot aanwijzing of intrekking van een aangewezen instantie wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. De Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20, met dien verstande dat voor ‘consument’ telkens wordt gelezen: deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde en dat voor ‘ondernemer’ telkens wordt gelezen: pensioenuitvoerder.
- 2.
In aanvulling op de bij de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten gestelde regels, worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot de aan de geschilleninstantie te stellen eisen en de geschillenprocedure, alsmede regels met betrekking tot de door de geschilleninstantie aan Onze Minister te verstrekken informatie.
- Z.
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het opschrift komt te luiden:
Artikel 49. Wijze van informatieverstrekking
- 2.
Het eerste, tweede en derde lid, komen te luiden:
- 1.
De pensioenuitvoerder verstrekt de informatie elektronisch, schriftelijk of via een website, waarbij informatieverstrekking via een website wordt gecombineerd met persoonlijk attenderen als er nieuwe of gewijzigde informatie op de website staat.
- 2.
Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde niet heeft bepaald op welke wijze hij informatie wil ontvangen, verstrekt de pensioenuitvoerder de informatie schriftelijk, elektronisch of via een website. Bij verstrekking via een website wordt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde persoonlijk geattendeerd op deze website en op de mogelijkheid te kiezen voor een andere wijze van informatieverstrekking. De pensioenuitvoerder meldt op de website dat informatie ook elektronisch of schriftelijk kan worden verstrekt en biedt op de website de mogelijkheid om de wijze van informatieverstrekking te regelen. Het persoonlijk attenderen gebeurt elektronisch, indien het email adres bij de pensioenuitvoerder bekend is, of schriftelijk.
- 3.
Er wordt ten hoogste een maal per jaar gewisseld in de wijze waarop informatie wordt verstrekt.
- 3.
In het vierde en vijfde lid wordt telkens ‘elektronisch’ vervangen door ‘elektronisch of via een website’.
- AA.
In artikel 50, vierde lid wordt ‘verstrekt de pensioenuitvoerder de informatie schriftelijk’ vervangen door ‘biedt de pensioenuitvoerder de mogelijkheid het juiste adres voor elektronische verstrekking van informatie op te geven’.
- BB.
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid komt te luiden:
- 1.
Er is een pensioenregister, ingericht en in stand gehouden door de pensioenuitvoerders. Dit pensioenregister heeft de volgende doelen:
- a.
op duidelijke wijze de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde in de gelegenheid stellen gegevens over zijn pensioenaanspraken en pensioenrechten te raadplegen, waarbij deze gegevens, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario, en waarbij onder pensioenaanspraken en pensioenrechten in de zin van dit artikel mede worden verstaan aanspraken op ouderdomspensioen en recht op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet;
- b.
inzicht geven in de hoogte van het te bereiken pensioen, de keuzes ten aanzien van het pensioen, en de gevolgen van deze keuzes en van belangrijke gebeurtenissen op het pensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde; en
- c.
een melding te geven indien er geen ouderdomspensioen wordt opgebouwd.
- 2.
Het tweede lid komt te luiden:
- 2.
Het pensioenregister heeft mede tot doel op verzoek:
- a.
de pensioenuitvoerder te informeren bij welke andere pensioenuitvoerder een gewezen deelnemer pensioenaanspraken opbouwt ten behoeve van de toepassing van artikel 70a; en
- b.
van de deelnemer, de gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde de gegevens aan een door de deelnemer, de gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aan te wijzen pensioenuitvoerder te verstrekken ten behoeve van de toepassing van artikel 48a, voor zover deze aangewezen uitvoerder daarmee heeft ingestemd.
- 3.
In het elfde lid wordt ‘de scenario’s,’ vervangen door ‘de gegevensverstrekking aan de aangewezen pensioenuitvoerder, de scenario’s,’.
- CC.
Na artikel 51 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 51a. Gebruikersorgaan pensioenregister
- 1.
De instelling, bedoeld in artikel 51, zesde lid, stelt een gebruikersorgaan in samengesteld uit gebruikers van het pensioenregister. Het gebruikersorgaan overlegt met en adviseert het bestuur van de instelling over voorgenomen besluitvorming over opzet, bestaan en werking van het pensioenregister, waaronder in ieder geval wordt verstaan de functionaliteiten en ontwikkeling van het pensioenregister alsmede de wijze waarop het pensioenregister invulling geeft aan haar wettelijke taak.
- 2.
De instelling stelt een regeling vast voor samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van het gebruikersorgaan.
- 3.
Het bestuur van de instelling en het gebruikersorgaan komen ten minste twee maal per kalenderjaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het gebruikersorgaan overleg wenselijk acht.
- 4.
De instelling verstrekt desgevraagd aan het gebruikersorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens die deze redelijkerwijs nodig heeft voor de vervulling van de taak.
- 5.
De instelling deelt het gebruikersorgaan onderbouwd mee waarom het een advies niet of niet geheel volgt.
- DD.
Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het opschrift komt te luiden:
Artikel 52. Zorgplicht bij flexibele premieovereenkomsten en premie-uitkeringsovereenkomsten met beleggingsvrijheid.
- 2.
Het eerste lid komt te luiden:
- 1.
Bij de uitvoering van een flexibele premieovereenkomst met beleggingsvrijheid in de opbouwfase en een premie-uitkeringsovereenkomst voor zover de premie wordt belegd met beleggingsvrijheid in de opbouwfase is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en handelt daarbij overeenkomstig artikel 135.
- 3.
Het tweede lid komt te luiden:
- 2.
De pensioenuitvoerder biedt de deelnemer of gewezen deelnemer in een flexibele premieovereenkomst of in een premie-uitkeringsovereenkomst tot het moment dat het opgebouwde kapitaal of de beschikbaar gestelde premie geheel of gedeeltelijk wordt aangewend voor een aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum, de mogelijkheid om de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen.
- EE.
Artikel 52a, eerste lid, komt te luiden:
- 1.
Bij de uitvoering van een premieovereenkomst in de opbouwfase, een premie-uitkeringsovereenkomst voor zover de premie wordt belegd of een variabele uitkering is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en voert een beleggingsbeleid overeenkomstig artikel 135. Bij de uitvoering van dit beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met de risicohouding van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden.
- FF.
Na artikel 52a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 52b. Risicohouding
- 1.
De pensioenuitvoerder, bedoeld in artikel 52a, baseert zijn beleggingsbeleid en de toedelingsregels voor het beleggingsrisico op de risicohouding van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden. Bij het vaststellen van de risicohouding wordt in ieder geval onderscheid gemaakt naar leeftijdscohorten en wordt per leeftijdscohort een risicohouding vastgesteld.
- 2.
De risicohouding wordt door de pensioenuitvoerder vastgesteld en periodiek getoetst, waarbij gebruik wordt gemaakt van onderzoek naar de risicopreferentie van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden, wetenschappelijke inzichten en deelnemerskenmerken. De resultaten hiervan worden door een pensioenfonds beoordeeld na overleg met de andere organen van het pensioenfonds. De toetsing van de risicohouding vindt plaats ten minste eenmaal in vijf jaar en bij een ingrijpende wijziging.
- 3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel.
- FFa.
Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het vierde lid komt te luiden:
- 4.
De deelnemer die vrijwillig wil voortzetten doet binnen negen maanden vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking een verzoek daartoe bij de pensioenuitvoerder. De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk vijftien maanden na beëindiging van de dienstbetrekking. Artikel 14, tweede lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking tot het begin van de vrijwillige voortzetting.
- 2.
Het vijfde lid komt te luiden:
- 5.
Voor zover de pensioenregeling daar in voorziet kan, in afwijking van het vierde lid, de gewezen werknemer, bedoeld in het tweede lid, die vrijwillig wil voortzetten een verzoek daartoe doen bij de pensioenuitvoerder uiterlijk binnen drie jaar vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking. De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk zes maanden na het verzoek daartoe. Artikel 14, tweede lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van de dienstbetrekking tot het begin van de vrijwillige voortzetting.
- GG.
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid komt te luiden:
- 1.
Bij een solidaire premieovereenkomst of een flexibele premieovereenkomst wordt bij beëindiging van de deelneming het tot op dat moment ontstane voor pensioenuitkering bestemd vermogen of kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging beschikbaar gestelde premies belegd in overeenstemming met de afspraken hierover in de pensioenregeling.
- 2.
Het tweede lid komt te luiden:
- 2.
Bij een premie-uitkeringsovereenkomst wordt bij beëindiging van de deelneming het tot op dat moment ontstane kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging beschikbaar gestelde premies belegd in overeenstemming met de afspraken hierover in de pensioenregeling. Indien de gewezen deelnemer voor beëindiging van de deelneming de premie of het uit de premie voortvloeiende kapitaal heeft aangewend voor aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum behoudt de gewezen deelnemer deze pensioenaanspraak. Deze pensioenaanspraak dient volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging. In geval van premievrijmaking op grond van artikel 29, vierde lid, wordt daarmee bij de vaststelling van de opgebouwde aanspraken rekening gehouden.
- 3.
Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde, vijfde en zesde lid tot het derde, vierde en vijfde lid.
- 4.
Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
- 4.
Indien de pensioenovereenkomst voorziet in een nabestaandenpensioen op risicobasis wordt de dekking uit hoofde van het nabestaandenpensioen voortgezet, waarbij voor de hoogte van de dekking wordt uitgegaan van de situatie op de dag voor beëindiging van de deelneming:
- a.
gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet of een werkloosheidsuitkering van zijn woonland en de uitkering ontvangt, waarbij voor de hoogte van de dekking rekening wordt gehouden met de omvang van de werkloosheid;
- b.
gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct aansluitend op de voortzetting van het nabestaandenpensioen op grond van onderdeel a recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet en deze uitkering ontvangt;
- c.
gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct aansluitend op de voortzetting van het nabestaandenpensioen op grond van onderdeel b recht heeft op een uitkering als bedoeld in onderdeel a en de uitkering ontvangt, waarbij voor de hoogte van de dekking rekening wordt gehouden met de omvang van de werkloosheid;
- d.
gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct na de beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet en de uitkering ontvangt; of
- e.
gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct aansluitend op de voortzetting van het nabestaandenpensioen op grond van onderdeel d recht heeft op een uitkering als bedoeld in onderdeel a en deze uitkering ontvangt, waarbij voor de hoogte van de dekking rekening wordt gehouden met de omvang van de werkloosheid; dan wel
- f.
gedurende een periode van drie maanden, tenzij in de pensioenovereenkomst een periode van zes maanden is opgenomen, rechtstreeks na beëindiging van de deelneming indien er geen sprake is van een aansluitend dienstverband of een uitkering als bedoeld in onderdeel a, b, c, d of e doch uiterlijk tot het moment dat sprake is van een nieuw dienstverband dan wel de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
- 5.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
- 6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
- HH.
Artikel 60, zevende lid, vervalt, onder vernummering van het achtste lid tot het zevende lid, en het negende lid vervalt, onder vernummering van het tiende en elfde lid tot het achtste en negende lid.
- II.
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het opschrift komt te luiden:
Artikel 61. Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen op opbouwbasis
- 2.
Het eerste en tweede lid komen te luiden:
- 1.
Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan het recht om in plaats van een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor partnerpensioen op opbouwbasis, onder de voorwaarde dat de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.
- 2.
De pensioenuitvoerder biedt de deelnemer of gewezen deelnemer in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan.
- 3.
Het tiende lid vervalt.
- JJ.
Na artikel 61 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 61a. Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen op risicobasis
- 1.
Indien een pensioenovereenkomst voorziet in een ouderdomspensioen en een partnerpensioen op risicobasis heeft de gewezen deelnemer na afloop van de periode waarin het nabestaandenpensioen op risicobasis op grond van artikel 55, vierde lid, wordt voortgezet recht om in plaats van ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor het voortzetten van het partnerpensioen op risicobasis.
- 2.
In afwijking van het eerste lid is er geen recht op uitruil:
- a.
indien de uitruil ertoe zou leiden dat op basis van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zou bedragen dan het op basis van artikel 66 bepaalde bedrag;
- b.
indien de pensioenregeling voorziet in een maximale duur voor de vrijwillige voortzetting die langer of gelijk is aan vijftien jaar, bij het bereiken van de maximale duur; of
- c.
voor zover de pensioenregeling voorziet in een maximum voor de omvang van de uitruil bij het bereiken van dat maximum.
- 3.
Indien de gewezen deelnemer gebruik maakt van de keuzemogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, informeert de pensioenuitvoerder de gewezen deelnemer jaarlijks over de gevolgen van voortzetting van de uitruil. De uitruil wordt stopgezet indien er niet langer recht op uitruil op grond van het tweede lid is, dan wel indien de gewezen deelnemer aangeeft de uitruil niet te willen voortzetten.
- 4.
Artikel 61, derde, vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
- 5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
- KK.
Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘het pensioen, bedoeld in de artikelen 60 en 61’ vervangen door ‘het pensioen, bedoeld in de artikelen 60, 61 en 61a’.
- 2.
Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid en het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde lid tot het vierde lid.
- LL.
In artikel 63, vierde lid, wordt ‘het uitgangspunt was’ vervangen door ‘het uitgangspunt was of sprake is van een periodieke vaste daling of vaste stijging van de uitkering of toepassing van een projectierendement hoger of lager dan de risicovrije rente als bedoeld in artikel 63a, derde lid’.
- MM.
Artikel 63a wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het tweede, derde en vierde lid komen te luiden:
- 2.
De hoogte van een variabele uitkering in een flexibele premieovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst kan ook variëren door een, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vastgestelde, periodieke vaste daling of vaste stijging van de uitkering. De periodieke vaste daling bedraagt ten hoogste 35% van het verschil tussen de parameter voor aandelenrendement en de risicovrije rente op de ingangsdatum van het pensioen en is niet hoger dan consistent met het beleggingsbeleid.
- 3.
De hoogte van een variabele uitkering in een solidaire premieovereenkomst kan ook variëren door inrekenen van een projectierendement op het voor pensioen bestemde vermogen dat hoger of lager is dan de risicovrije rente. Het toepassen van het projectierendement wordt per regeling, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen, vastgesteld en is van toepassing op alle pensioengerechtigden. Voor het projectierendement mag ten hoogste worden uitgegaan van een risicopremie die 35% bedraagt van het verschil tussen de parameter voor aandelenrendement en de risicovrije rente op de ingangsdatum van het pensioen. Het projectierendement is daarbij niet hoger dan consistent met het beleggingsbeleid en de toedelingsregels voor pensioengerechtigden.
- 4.
De periodieke vaste daling of het projectierendement is zodanig vormgegeven dat er op voorhand geen herverdelingseffecten plaatsvinden.
- 2.
Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde, zevende en achtste lid tot het vijfde, zesde en zevende lid.
- 3.
In het zesde lid (nieuw) vervalt de tweede zin.
- 4.
In het zevende lid (nieuw) wordt ‘door middel van individuele toedeling’ vervangen door ‘door middel van individuele toedeling in de flexibele premieovereenkomst of de premie-uitkeringsovereenkomst’.
- 5.
Na het zevende lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:
- 8.
Bij toepassing van toedelingsregels in de solidaire premieovereenkomst wordt het financiële resultaat ten minste een maal per jaar vastgesteld en verwerkt, waarbij een spreidingsperiode kan worden gehanteerd van maximaal tien jaar in het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen. Bij de verwerking van het financiële resultaat kunnen het projectierendement of de toedeling van rendementen worden aangepast voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van de pensioenuitkeringen te realiseren.
- 6.
Het negende lid komt te luiden:
- 9.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel over onder meer de vaste daling en het projectierendement.
- NN.
Artikel 63b wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘Bij een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst,’ vervangen door ‘Bij een flexibele premieovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst’.
- 2.
Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: In afwijking van de eerste zin kunnen de partijen die betrokken zijn bij de vaststelling, wijziging of intrekking van de pensioenovereenkomst overeenkomen dat de pensioenuitvoerder op de ingangsdatum van het pensioen overgaat tot verstrekking van een variabele uitkering aan een deelnemer of gewezen deelnemer die niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden.
- 3.
Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde lid tot het vijfde lid.
- OO.
In artikel 66, achtste lid, vervalt ‘met betrekking tot perioden van opbouw vanaf 1 januari 2005’.
- PP.
Artikel 69, zesde lid, vervalt, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het zesde en zevende lid.
- QQ.
- RR.
In artikel 79, eerste lid, wordt ‘de artikelen 60 en 61’ vervangen door ‘de artikelen 10c, 60, 61 en 61a’.
- SS.
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘uit een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst die voorziet in de uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum,’ vervangen door ‘uit een flexibele premieovereenkomst’.
- 2.
In het tweede lid, onderdeel a, vervalt ‘, tenzij de deelnemer of gewezen deelnemer voor de pensioendatum deel uitmaakt van de toedelingskring waarop een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt toegepast’.
- 3.
Het derde, vierde en vijfde lid vervallen, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het derde en vierde lid.
- TT.
Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘uit een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst’ vervangen door ‘uit een flexibele premieovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst’.
- 2.
Het tweede, derde en vierde lid vervallen, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het tweede en derde lid.
- UU.
Artikel 81a wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘op de datum van omzetting’ vervangen door ‘welke voortvloeien uit een flexibele premieovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst per de pensioendatum voor omzetting’.
- 2.
In het tweede lid, aanhef, wordt ‘de waarde van zijn pensioenaanspraken’ vervangen door ‘de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een flexibele premieovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst ’.
- 3.
Het vierde, vijfde en zesde lid vervallen, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het vierde en vijfde lid.
- VV.
Artikel 81b komt te luiden:
Artikel 81b. Verplichting tot waardeoverdracht voorafgaand aan de pensioendatum voor premiepensioeninstellingen bij premie-uitkeringsovereenkomst
- 1.
De premiepensioeninstelling is verplicht op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer in de laatste vijftien jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een premie-uitkeringsovereenkomst over te dragen aan een verzekeraar voor een aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum. Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.
- 2.
Artikel 81a, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
- WW.
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het tweede lid, onderdeel a, vervalt ‘schriftelijk’.
- 2.
Het derde, vierde, vijfde en zesde lid vervallen, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het derde en vierde lid.
- XX.
In artikel 84 vervallen het derde, vierde en vijfde lid, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het derde en vierde lid.
- YY.
In artikel 89, aanhef, wordt ‘een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst’ vervangen door ‘een flexibele premieovereenkomst of een premie-uitkeringsovereenkomst’ en wordt ‘aan de in artikel 80 opgenomen voorwaarden’ vervangen door ‘aan de in de artikelen 80, 81 of 81a opgenomen voorwaarden’.
- ZZ.
Artikel 102a wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘in overleg’ vervangen door ‘na overleg’.
- 2.
In het tweede lid wordt ‘de doelstellingen, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding,’ vervangen door ‘de doelstellingen’.
- 3.
In het vierde lid wordt ‘met betrekking tot het eerste lid’ vervangen door ‘met betrekking tot dit artikel over onder meer de vastlegging van de doelstellingen en beleidsuitgangspunten en het proces van opdrachtaanvaarding’.
- AAA.
In artikel 104, derde lid, onderdeel f, vervalt ‘door een algemeen pensioenfonds’.
- BBB.
Na artikel 112a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 112b. Fusie of splitsing pensioenfonds
- 1.
Een pensioenfonds meldt een voorgenomen fusie of splitsing van het pensioenfonds uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van de fusie of splitsing aan de toezichthouder.
- 2.
De toezichthouder kan tot die beoogde datum een verbod tot fusie of splitsing opleggen.
- BBBa.
Aan artikel 115 wordt een lid toegevoegd, luidende:
- 13.
Indien een leeftijdscohort voorafgaand aan het vaststellen van de risicohouding ondervertegenwoordigd is in het verantwoordingsorgaan, vraagt het pensioenfonds bij het uitvragen van de risicohouding de leden van dit leeftijdscohort actief zich aan te melden voor het verantwoordingsorgaan.
- CCC.
Artikel 115a wordt als volgt gewijzigd:
- 0a.
In het tweede lid wordt in de eerste zin na ‘beleidskeuzes voor de toekomst’ ingevoegd ‘waaronder de keuzes die van invloed zijn op de uitvoeringskosten’ en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Het oordeel omvat in ieder geval een oordeel over de gemaakte uitvoeringskosten.
- 1.
In het derde lid, onderdeel h, wordt ‘uitvoeringsovereenkomst;’ vervangen door ‘uitvoeringsovereenkomst of het vaststellen, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsreglement; en’.
- 2.
In het derde lid vervallen onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel i door een punt de onderdelen j en k.
- DDD.
Artikel 115c wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het tweede lid, onderdeel d, wordt ‘een uitvoeringsovereenkomst’ vervangen door ‘een uitvoeringsovereenkomst of het vaststellen, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsreglement’.
- 1a.
In het zevende lid wordt in de eerste zin na ‘beleidskeuzes voor de toekomst’ ingevoegd ‘waaronder de keuzes die van invloed zijn op de uitvoeringskosten’ en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Het oordeel omvat in ieder geval een oordeel over de gemaakte uitvoeringskosten.
- 2.
Aan het achtste lid wordt toegevoegd: Bij het vragen van goedkeuring is het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.
- 3.
In het negende lid komt onderdeel f te luiden:
- f.
de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve;.
- 4.
In het negende lid wordt, onder verlettering van de onderdelen g tot en met j tot de onderdelen h tot en met k, een onderdeel ingevoegd luidende:
- g.
de toedelingsregels;.
- 5.
In het negende lid, onderdeel j (nieuw), vervalt ‘of geven van premiekorting’.
- EEE.
De artikelen 118 en 119 vervallen.
- FFF.
Artikel 120, tweede lid, komt te luiden:
- 2.
Voor een vrijwillige pensioenregeling in de vorm van een premieovereenkomst welke wordt uitgevoerd door een pensioenfonds geldt:
- a.
dat de werkgever ten minste 10 procent van de premie van de vrijwillige pensioenregeling bijdraagt; of
- b.
dat op de vrijwillige pensioenregeling in beginsel dezelfde regels en voorwaarden van toepassing zijn als op de basispensioenregeling en de basispensioenregeling een solidaire premieovereenkomst betreft of een flexibele premieovereenkomst met een risicodelingsreserve.
- GGG.
In artikel 123, eerste lid, wordt ‘financieel een geheel’ vervangen door ‘financieel een geheel, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 150l, zevende lid’ en wordt ‘iedere collectiviteitkring’ vervangen door ‘iedere collectiviteitkring, waarbij ten aanzien van een collectiviteitkring toepassing kan worden gegeven aan artikel 150l, zevende lid.
- HHH.
In artikel 125a wordt ‘128 tot en met 142’ vervangen door ‘129 tot en met 142’.
- III.
Artikel 128 vervalt.
- JJJ.
Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het opschrift komt te luiden:
Artikel 129. Terugstorting
- 2.
In het eerste lid, aanhef, vervalt ‘kan uitsluitend korting verlenen op de kostendekkende premie of de gedempte premie en’.
- KKK.
De artikelen 130 en 130a vervallen.
- LLL.
In artikel 134, tweede lid, wordt ‘onverwijld schriftelijk’ vervangen door ‘onverwijld’.
- LLLa.
In artikel 135, eerste lid, wordt in onderdeel a ‘; en’ vervangen door een puntkomma, wordt de punt aan het slot van onderdeel c vervangen door ‘; en’ en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- d.
de blootstelling aan beleggingsrisico is niet hoger dan 150%.
- MMM.
In artikel 137, eerste lid, wordt ‘Een pensioenfonds stelt’ vervangen door ‘Voor zover van toepassing stelt een pensioenfonds’.
- NNN.
Artikel 144 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid, aanhef, wordt ‘ten behoeve van de berekeningen, bedoeld bij de artikelen 126, 128, 137, 138, 139, 140 en 143,’ vervangen door ‘ten behoeve van de berekeningen noodzakelijk voor de uitvoering van een pensioenregeling,’.
- 2.
Het derde lid komt te luiden:
- 3.
Ten behoeve van de toetsing, bedoeld in het tweede lid, stelt Onze Minister een commissie in met toepassing van artikel 6 van de Kaderwet adviescolleges. Onze Minister kan tevens het oordeel van de commissie vragen over de toepassing van de rentetermijnstructuur bij rentes met een lange looptijd.
- 3.
Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot het vierde lid.
- OOO.
Artikel 145 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘bepaalde’ vervangen door ‘bepaalde en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de regels ten aanzien van de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve, de toedelingsregels, het projectierendement of de vaste daling en de risicohouding’ en vervalt de tweede zin.
- 2.
In het tweede lid wordt, onder verlettering van de onderdelen a, b en c tot de onderdelen b, c en d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
- a.
een beschrijving van de wijze waarop het pensioenfonds voorkomt dat de voor pensioen bestemde vermogens, de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve negatief kunnen worden;.
- PPP.
Artikel 147 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het derde lid komt te luiden:
- 3.
De actuariële staten zijn gewaarmerkt door een bevoegd actuaris. Bij de actuariële staten hoort een actuarieel verslag voorzien van een verklaring van een actuaris.
- 2.
In het vierde lid wordt ‘derde lid, onderdeel h,’ vervangen door ‘derde lid’ en wordt ‘de artikelen 126 tot en met 140’ vervangen door ‘de artikelen 126 tot en met 140, de correcte toepassing van de toedelingsregels en de regels ten aanzien van de risicohouding’.
- 3.
Het zesde lid komt te luiden:
- 6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke staten worden verstrekt en worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud en de modellen van de staten en de wijze, de periodiciteit en de termijnen van de verstrekking.
- QQQ.
Na hoofdstuk 6 worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 6a. Experimenteerbepaling zelfstandigen
Artikel 150a. Experimenten
- 1.
Bij algemene maatregel van bestuur kan bij wijze van experiment, met het oog op het onderzoeken van de effecten van de mogelijkheid om een pensioenregeling aan zelfstandigen aan te bieden ten einde het sparen voor de oude dag onder zelfstandigen te stimuleren, worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 65, 70, 117 en 120 van deze wet. Bij toepassing van de eerste zin wordt bij algemene maatregel van bestuur geregeld op welke wijze en gedurende welke periode van welke artikelen van de wet wordt afgeweken.
- 2.
Een experiment als bedoeld in het eerste lid duurt ten hoogste vijf jaar. Indien, voor een experiment is afgelopen, een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, kan het experiment worden verlengd tot het tijdstip waarop het voorstel van wet in werking treedt dan wel tot het tijdstip waarop duidelijk is dat het voorstel van wet niet in werking treedt. Het eerste lid, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing.
- 3.
Onverminderd het eerste lid is deze wet met uitzondering van de artikelen 7 en 9 van overeenkomstige toepassing op de zelfstandige die deelneemt in een pensioenregeling die wordt uitgevoerd in het kader van een experiment als bedoeld in het eerste lid.
- 4.
Bij de uitvoering van een experiment als bedoeld in het eerste lid kan de pensioenuitvoerder persoonsgegevens van gewezen deelnemers uitsluitend voor het in het eerste lid omschreven doel verwerken.
- 5.
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van een experiment en voorzieningen worden getroffen voor zich gedurende een experiment voordoende onvoorziene gevallen.
- 6.
Onze Minister zendt uiterlijk negen maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk alsmede een standpunt inzake de voortzetting ervan anders dan als experiment.
- 7.
De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Hoofdstuk 6b. Specifieke voorschriften tijdens transitieperiode
§ 6b.1 Toepassingsgebied en vaststelling scenario’s
Artikel 150b. Toepassingsgebied en vaststelling scenario’s
- 1.
Dit hoofdstuk is van toepassing, indien:
- a.
op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen een pensioenovereenkomst gold;
- b.
de pensioenovereenkomst wordt gewijzigd met als doel om te voldoen aan het nieuwe kader zoals geïntroduceerd met de Wet toekomst pensioenen; en
- c.
er geen gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht, bedoeld in artikel 220e.
- 2.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder werkgever mede verstaan de partijen die de wijziging van de pensioenregeling overeenkomen of zijn overeengekomen.
- 3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de risico-neutrale economische scenario’s die worden gebruikt bij de berekening van de transitie-effecten, bedoeld in artikel 150e, vijfde lid, en de collectieve waardeoverdracht indien gebruik wordt gemaakt van de vba-methode, bedoeld in artikel 150n. Voordat de voordracht van de algemene maatregel van bestuur wordt gedaan vraagt Onze Minister het oordeel van de commissie, bedoeld in artikel 144, derde lid. De voordracht voor deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
- 4.
Artikel 144, eerste lid, is van toepassing op de berekeningen, bedoeld in dit hoofdstuk met uitzondering van de berekeningen waarvoor de risico-neutrale scenario’s worden gebruikt, bedoeld in het derde lid.
§ 6b.2 Mijlpalen
Artikel 150c. Mijlpalen in transitieperiode
- 1.
Ten behoeve van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de uitvoering daarvan door een pensioenfonds wordt voldaan aan de volgende mijlpalen:
- a.
de werkgever zendt de gewijzigde pensioenovereenkomst en het transitieplan aan het pensioenfonds;
- b.
het pensioenfonds dient het implementatieplan met inbegrip van het communicatieplan in bij de toezichthouder.
- 2.
Ten behoeve van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de uitvoering daarvan door een verzekeraar of premiepensioeninstelling wordt voldaan aan de volgende mijlpalen:
- a.
de werkgever zendt de gewijzigde pensioenovereenkomst en het transitieplan aan de verzekeraar of de premiepensioeninstelling;
- b.
de verzekeraar of premiepensioeninstelling dient het implementatieplan met inbegrip van het communicatieplan in bij de toezichthouder.
- 3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de tijdstippen waarin voldaan is aan de mijlpalen.
§ 6b.3 Pensioenovereenkomst en transitieplan
Artikel 150d. Transitieplan
- 1.
In het transitieplan legt de werkgever de keuzes, overwegingen en berekeningen die ten grondslag liggen aan de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten schriftelijk vast, alsmede de verantwoording waarom sprake is van een evenwichtige transitie.
- 2.
Het transitieplan bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
- a.
het karakter van de gewijzigde pensioenovereenkomst, bedoeld in artikel 10, tweede lid;
- b.
de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten;
- c.
de effecten van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten voor deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden berekend op de wijze vastgelegd in artikel 150e;
- d.
de gemaakte afspraken over compensatie;
- e.
indien afspraken zijn gemaakt over compensatie in de vorm van het toekennen van extra pensioenaanspraken aan deelnemers, het financieringsplan voor deze compensatie waarbij inzichtelijk wordt gemaakt in welke mate elke bron ingezet zal worden; en
- f.
voor zover van toepassing, de gemaakte afspraken over de initiële vulling van de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve.
- 3.
De werkgever zendt het transitieplan binnen twee weken na de afronding aan de pensioenuitvoerder. De pensioenuitvoerder stelt het transitieplan op zijn website beschikbaar voor de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde.
- 4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 150e. Berekenen transitie-effecten
- 1.
De transitie-effecten van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten worden in ieder geval berekend door:
- a.
het netto profijt van het ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst af te zetten tegen het netto profijt van het wijzigen van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten; en
- b.
de pensioenverwachting bij ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst te vergelijken met de pensioenverwachting bij wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, waarbij de pensioenverwachting, voor zover het ouderdomspensioen betreft, wordt weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
- 2.
Het netto profijt is het verschil tussen de marktwaarde van de te verwachten pensioenuitkeringen en de marktwaarde van de toekomstige premie-inleg.
- 3.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, worden de effecten van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten berekend door het bruto profijt van het ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst af te zetten tegen het bruto profijt van het wijzigen van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, indien:
- a.
de pensioenovereenkomst voor de wijziging het karakter heeft van een premieovereenkomst of een kapitaalovereenkomst als bedoeld in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen;
- b.
de pensioenovereenkomst na de wijziging het karakter heeft van een flexibele premieovereenkomst zonder risicodelingsreserve of een premie-uitkeringsovereenkomst; en
- c.
geen gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht, bedoeld in artikel 220e.
- 4.
Het bruto profijt is de contante waarde van de toekomstige premie-inleg.
- 5.
De pensioenuitvoerder stelt op de website een kwalitatieve toelichting op de transitie-effecten beschikbaar en verstrekt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde op verzoek een berekening van de transitie-effecten per leeftijdscohort.
- 6.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
- 7.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen kwantitatieve voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de transitie-effecten, bedoeld in het eerste en derde lid.
- 8.
De voordracht voor een krachtens het zevende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 150f. Afspraken compensatie pensioenovereenkomst
- 1.
Indien een pensioenovereenkomst afspraken bevat over compensatie in de vorm van het toekennen van extra pensioenaanspraken, wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
de werknemer heeft recht op compensatie als voor het leeftijdscohort waartoe de werknemer behoort compensatie is overeengekomen in de pensioenovereenkomst, waarbij niet is vereist dat de werknemer bij aanvang van de compensatieperiode reeds werkzaam was bij de werkgever;
- b.
de compensatie wordt tijdsevenredig aan de werknemer toegekend over de compensatieperiode, die aanvangt op de ingangsdatum van de gewijzigde pensioenovereenkomst en uiterlijk 31 december 2036 eindigt; en
- c.
de compensatie is gefinancierd op het moment dat de compensatie onvoorwaardelijk wordt toegekend.
- 2.
In aanvulling op de artikelen 38, eerste lid, en 39, eerste lid, verstrekt de pensioenuitvoerder voor zover van toepassing de deelnemer jaarlijks en bij beëindiging van de deelneming informatie over de compensatieperiode en de mogelijke effecten voor compensatie bij beëindiging van de deelneming en het aangaan van een nieuwe pensioenovereenkomst. De pensioenuitvoerder stelt deze informatie tevens op zijn website beschikbaar voor de deelnemer.
- 3.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de gewezen werknemer die op grond van de pensioenovereenkomst recht heeft op premievrije voortzetting.
Artikel 150g. Hoorrecht vereniging van gewezen deelnemers of pensioengerechtigden bij uitvoering door pensioenfonds
- 1.
Indien de pensioenovereenkomst is ondergebracht bij een pensioenfonds stelt de werkgever, voor zover van toepassing, een vereniging van gewezen deelnemers die aantoont een substantieel gedeelte van alle gewezen deelnemers van het pensioenfonds te vertegenwoordigen of een vereniging van pensioengerechtigden die aantoont een substantieel gedeelte van alle pensioengerechtigden van het pensioenfonds te vertegenwoordigen in de gelegenheid een oordeel uit te spreken over het transitieplan. Het oordeel wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van invloed kan zijn op de inhoud van het transitieplan en de daarin verantwoorde keuzes. Indien een oordeel gegeven wordt, geeft de werkgever aan wat met het oordeel gedaan is.
- 2.
Onverminderd artikel 115h is een pensioenfonds gehouden om op verzoek van gewezen deelnemers of een vereniging van gewezen deelnemers mee te werken aan de verstrekking van informatie aan de gewezen deelnemers van het fonds over het voornemen tot oprichting, of over het bestaan, van een vereniging van gewezen deelnemers.
- 3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over in ieder geval de voorwaarde dat een vereniging van gewezen deelnemers dan wel vereniging van pensioengerechtigden een substantieel gedeelte van de gewezen deelnemers respectievelijk pensioengerechtigden dient te vertegenwoordigen.
Artikel 150h. Transitiecommissie
- 1.
Er is een onafhankelijke transitiecommissie.
- 2.
De transitiecommissie heeft tot taak het bemiddelen tussen partijen die een pensioenovereenkomst sluiten, indien deze partijen daartoe gezamenlijk een verzoek doen.
- 3.
De transitiecommissie heeft tot taak het adviseren van partijen die een pensioenovereenkomst sluiten, indien deze partijen daartoe gezamenlijk een verzoek doen en zij overeenkomen zich te binden aan het advies van de transitiecommissie.
- 4.
Bij of krachtens algemene maatregel worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel, waarbij onder meer wordt geregeld voor welk tijdstippen een verzoek wordt gedaan.
§ 6b.4 Taken en bevoegdheden pensioenuitvoerder en uitvoeringsovereenkomst
Artikel 150i. Implementatieplan
- 1.
In het implementatieplan legt de pensioenuitvoerder schriftelijk vast op welke wijze voorbereidingen worden getroffen voor de uitvoering van de gewijzigde pensioenovereenkomst en invulling zal worden gegeven aan de uitvoering van de gewijzigde pensioenovereenkomst, alsmede de wijze waarop zal worden omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten.
- 2.
Het implementatieplan bevat in ieder geval de volgende onderdelen:
- a.
de technische uitvoerbaarheid van de pensioenovereenkomst;
- b.
de kosten die verband houden met de uitvoering van de pensioenovereenkomst;
- c.
de risico’s die verband houden met de uitvoering van de pensioenovereenkomst;
- d.
de risicobeheersmaatregelen die worden getroffen in verband met de uitvoering van de pensioenovereenkomst;
- e.
de wijze waarop zal worden omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten;
- f.
de wijze waarop uitvoering zal worden gegeven aan de pensioenovereenkomst met inachtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de gelijkebehandelingswetgeving;
- g.
een communicatieplan; en
- h.
indien van toepassing, de effecten van het toepassen van het financieel toetsingskader tijdens de transitie en van toeslagverlening tussen 1 juli 2022 en de aanvang van de transitie op grond van de verwachting dat zal worden overgegaan tot een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m.
- 3.
Indien het implementatieplan wordt opgesteld door een pensioenfonds legt het pensioenfonds tevens vast, voor zover van toepassing, op welke wijze voorbereidingen worden getroffen voor en invulling zal worden gegeven aan de uitvoering van een besluit als bedoeld in artikel 150n.
- 4.
De pensioenuitvoerder stelt per pensioenregeling een implementatieplan op. In afwijking van de eerste zin kan een implementatieplan zich uitstrekken tot meerdere pensioenregelingen, voor zover de pensioenregelingen:
- a.
bij uitvoering door een pensioenfonds: behoren tot hetzelfde financieel geheel; en
- b.
bij uitvoering door verzekeraars of premiepensioeninstellingen: dezelfde karakteristieken hebben en gebaseerd zijn op hetzelfde producttype.
- 5.
De pensioenuitvoerder dient het implementatieplan binnen twee weken na de afronding in bij de toezichthouder. De pensioenuitvoerder stelt het implementatieplan op zijn website beschikbaar voor de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde.
- 6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 150j. Communicatieplan
- 1.
In het communicatieplan, bedoeld in artikel 150i, tweede lid, onderdeel g, legt de pensioenuitvoerder schriftelijk vast dat en op welke wijze de informatieverstrekking aan deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden wordt ingevuld, en gaat daarbij ten minste in op de voor deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden relevante gevolgen van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten.
- 2.
Het communicatieplan bevat in ieder geval de wijze waarop deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, voor zover van toepassing, worden geïnformeerd over:
- a.
de hoogte van het reglementair te bereiken pensioen, de opgebouwde pensioenaanspraken of het pensioenrecht met en zonder wijziging van de pensioenovereenkomst, waarbij bij de informatie over de hoogte met wijziging van de pensioenovereenkomst rekening is gehouden met de effecten van de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Voor zover de informatie betrekking heeft op het reglementair te bereiken ouderdomspensioen voor deelnemers of de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen voor gewezen deelnemers, wordt deze informatie tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
- b.
de mate waarin het verwacht scenario voor het reglementair te bereiken ouderdomspensioen voor deelnemers of de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen voor gewezen deelnemers zich na ingang kan ontwikkelen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario; en
- c.
indien afspraken zijn gemaakt over compensatie in de vorm van het toekennen van extra pensioenaanspraken aan deelnemers, de inhoud van deze afspraken en het financieringsplan voor de compensatie waarbij inzichtelijk wordt gemaakt in welke mate welke bron ingezet zal worden.
- 3.
De pensioenuitvoerder verstrekt de informatie, bedoeld in het tweede lid, en de overige relevante informatie bij de transitie, aan deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden voorafgaand aan het tijdstip, bedoeld in artikel 220i, tweede lid, op basis van een zo nauwkeurig mogelijke prognose en verstrekt na dit tijdstip de informatie, bedoeld in het tweede lid, zoals die definitief is vastgesteld, waarbij de pensioenuitvoerder de verschillen tussen de prognose en de vastgestelde informatie toelicht.
- 4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 150k. Afspraken compensatie uitvoeringsovereenkomst
In aanvulling op artikel 25 wordt in de uitvoeringsovereenkomst, voor zover overeengekomen, een regeling opgenomen met betrekking tot de toekenning en financiering van de compensatie aan deelnemers door het toekennen van extra pensioenaanspraken.
§ 6b.5 Bevoegdheid pensioenfonds collectieve waardeoverdracht en aanwenden vermogen
Artikel 150l. Standaard invaarpad
- 1.
De wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten als bedoeld in artikel 150d, tweede lid, onderdeel b, houdt voor pensioenfondsen in dat na de collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten door collectieve waardeoverdracht de waarde van de pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt aangewend bij het pensioenfonds overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomsten, tenzij dit onevenredig ongunstig zou zijn voor deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of de werkgever.
- 2.
Het besluit van de werkgever om het pensioenfonds niet te verzoeken over te gaan tot collectieve waardeoverdracht moet evenwichtig zijn en alle relevante belangen moeten in acht zijn genomen. De onderbouwing van dit besluit wordt opgenomen in het transitieplan.
- 3.
Het pensioenfonds meldt de werkgever of de analyse en de onderbouwing voor het afzien van collectieve waardeoverdracht wordt gedeeld en informeert het verantwoordingsorgaan, het belanghebbendenorgaan of de raad van toezicht .
- 4.
Indien de werkgever een verzoek tot collectieve waardeoverdracht doet, wijst het pensioenfonds het verzoek van de werkgever alleen af indien:
- a.
sprake is van strijd met wettelijke voorschriften;
- b.
de effecten van de voorgenomen wijzigingen ten aanzien van het pensioen als geheel tot onevenwichtig nadeel zou leiden voor deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden; of
- c.
de waardeoverdracht niet uitvoerbaar is binnen de grenzen van een beheerste en integere bedrijfsvoering.
- 5.
Bij de collectieve waardeoverdracht, bedoeld in dit artikel, is, in afwijking van de artikelen 20 en 83, artikel 150m van toepassing.
- 6.
Indien de wijziging van de pensioenovereenkomsten betekent dat een pensioenfonds overgaat van uitvoering van een pensioenovereenkomst die het karakter heeft van een uitkeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, naar uitvoering van een flexibele premieovereenkomst, legt het pensioenfonds binnen een jaar na de collectieve waardeoverdracht, bedoeld in artikel 150m, gepensioneerden de keuze voor tussen een vastgestelde of variabele uitkering. In afwijking van artikel 70, derde lid, is artikel 80 van overeenkomstige toepassing. De artikelen 44a, 47a, 47b, 47c en 63b zijn van overeenkomstige toepassing.
- 7.
Voor zover een pensioenfonds niet overgaat tot een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m, worden de pensioenaanspraken en pensioenrechten die voortvloeien uit de pensioenovereenkomsten zoals die luidden voor de wijziging van deze pensioenovereenkomsten aangemerkt als een te onderscheiden financieel geheel. Artikel 125a is van overeenkomstige toepassing.
- 8.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 150m. Interne collectieve waardeoverdracht pensioenfondsen bij transitie
- 1.
Een pensioenfonds is op verzoek van de werkgever bevoegd tot collectieve waardeoverdracht indien de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met een collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten de waarde van pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te wenden bij het pensioenfonds overeenkomstig die gewijzigde pensioenovereenkomsten.
- 2.
Het voornemen tot waardeoverdracht wordt door het pensioenfonds, onverwijld nadat het besluit tot waardeoverdracht is genomen maar uiterlijk zes maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht, elektronisch gemeld aan de toezichthouder. De toezichthouder kan binnen die periode een verbod tot waardeoverdracht opleggen. De toezichthouder kan de termijn van zes maanden gemotiveerd verlengen met maximaal twee maal drie maanden. De toezichthouder richt een proces in voor de melding van de interne collectieve waardeoverdracht en schrijft voor welke stukken daarvoor benodigd zijn.
- 3.
Het intern toezicht bij een pensioenfonds houdt toezicht op de voorgenomen interne collectieve waardeoverdracht met inbegrip van het aanwenden van het vermogen en legt hierover verantwoording af in het bestuursverslag.
- 4.
Het pensioenfonds stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over de voorgenomen collectieve waardeoverdracht met inbegrip van het aanwenden van het vermogen van het pensioenfonds bij de collectieve waardeoverdracht. Ten aanzien van dit advies zijn de artikelen 115a, vijfde en zesde lid, 115e en 217 van overeenkomstige toepassing.
- 5.
Indien het verantwoordingsorgaan of een geleding binnen het verantwoordingsorgaan negatief adviseert over de voorgenomen collectieve waardeoverdracht, informeert het pensioenfonds de werkgever die het verzoek tot collectieve waardeoverdracht heeft gedaan hierover en vraagt de werkgever het verzoek tot waardeoverdracht te heroverwegen met inachtneming van het advies van het verantwoordingsorgaan of een geleding van het verantwoordingsorgaan. De werkgever onderbouwt het resultaat van de heroverweging.
- 6.
Het pensioenfonds heeft de goedkeuring nodig van het belanghebbendenorgaan voor elk voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht met inbegrip van het aanwenden van het vermogen van het pensioenfonds bij de collectieve waardeoverdracht. Artikel 115c, vijfde, achtste, negende en tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
- 7.
Het pensioenfonds heeft de goedkeuring nodig van de raad van toezicht voor elk voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht met inbegrip van het aanwenden van het vermogen bij de collectieve waardeoverdracht. Artikel 104, vierde, achtste en negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
- 8.
Bij de collectieve waardeoverdracht wordt de overdrachtswaarde door het pensioenfonds zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan.
- 9.
Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.
- 10.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 150n. Omrekenmethoden en aanwenden vermogen pensioenfonds
- 1.
Voor de waardering van pensioenaanspraken en pensioenrechten bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m en het aanwenden van het vermogen maakt een pensioenfonds gebruik van de standaardmethode.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan een pensioenfonds gebruik maken van de vba-methode indien deze methode beter de bijzondere kenmerken van de pensioenregeling en het pensioenfonds modelleert en het pensioenfonds het toepassen van de vba-methode onderbouwt in het implementatieplan.
- 3.
Bij toepassing van de standaardmethode wordt voor de waardering van pensioenaanspraken en pensioenrechten gebruik gemaakt van de standaardregel.
- 4.
Bij toepassing van de vba-methode is per cohort de inclusieve marktwaarde van de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten na de collectieve waardeoverdracht minimaal gelijk aan de inclusieve marktwaarde van de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten voor de collectieve waardeoverdracht.
- 5.
Bij toepassing van de standaardmethode kan een pensioenfonds na toepassing van de standaardregel afwijken van de uitkomsten voor zover dit nodig is om gelijke aanpassingen van pensioenuitkeringen mogelijk te maken en de verschuiving van vermogen daarvoor binnen de groep pensioengerechtigden blijft.
- 6.
Bij toepassing van de standaardmethode kan een pensioenfonds met een dekkingsgraad waarbij de technische voorzieningen voor meer dan 110% door waarden worden gedekt, na toepassing van de standaardregel afwijken van de uitkomsten mits de waarde van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht van iedere deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde tenminste 95% bedraagt van de uitkomst van de standaardregel, na de initiële vulling van een solidariteitsreserve, een risicodelingsreserve of een compensatiedepot. Bij dekkingsgraden tussen 105% en 110% mag 5% van het vermogen verschoven worden, mits deze verschuiving bijdraagt aan de evenwichtigheid van de transitie.
- 7.
Een pensioenfonds is bij de collectieve waardeoverdracht bevoegd om op verzoek van de werkgever het vermogen, met uitzondering van het minimaal vereist eigen vermogen, van het pensioenfonds aan te wenden voor de initiële vulling van een solidariteitsreserve of risicodelingsreserve of de compensatie van deelnemers door het toekennen van extra pensioenaanspraken, mits:
- a.
bij toepassing van de standaardmethode: voor de initiële vulling van een solidariteitsreserve of risicodelingsreserve of de compensatie van deelnemers alleen het vermogen wordt aangewend dat op het moment van de collectieve waardeoverdracht niet strekt ter dekking van de technische voorzieningen;
- b.
bij toepassing van de vba-methode: voor het aanwenden van het vermogen ten behoeve van de compensatie van deelnemers reeds zonder toedeling van de compensatie aan de in het vierde lid genoemde voorwaarde is voldaan; en
- c.
voor zover het vermogen wordt aangewend voor de compensatie van deelnemers, de verdelingsregels van het vermogen dat hiervoor wordt benut vastliggen.
- 8.
Met inachtneming van het zevende lid, aanhef, kan, in afwijking van het zevende lid, onderdeel a of b, een pensioenfonds dat op het tijdstip van de collectieve waardeoverdracht een dekkingsgraad heeft waarbij de technische voorzieningen voor minder dan 105% door waarden worden gedekt, ten hoogste 5% van de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten aanwenden voor de initiële vulling van een solidariteitsreserve of risicodelingsreserve, de compensatie van deelnemers door het toekennen van extra pensioenaanspraken of het toekennen van extra pensioenrechten aan pensioengerechtigden tot maximaal hun technische voorziening mits:
- a.
de aanwending is opgenomen in het transitieplan, bedoeld in artikel 150d; en
- b.
het pensioenfonds advies dan wel goedkeuring heeft verkregen van het verantwoordingsorgaan of het belanghebbendenorgaan op grond van artikel 150m, vierde en zesde lid.
- 9.
Een pensioenfonds kan na de collectieve waardeoverdracht een solidariteitsreserve of risicodelingsreserve hebben die, in afwijking van de artikelen 10d of 10e, een omvang heeft van meer dan 15% van het geheel voor pensioen gereserveerd vermogen of kapitaal inclusief de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve. Voor deze reserve geldt de eis van de maximale omvang van 15% op 1 januari 2037 of zoveel eerder als de omvang van de reserve maximaal 15% is gaan bedragen. Voor het uitdelen uit de reserve boven de maximale omvang van 15% kan worden afgeweken van de artikelen 10d, derde lid, of 10e, derde lid.
- 10.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over in ieder geval de standaardmethode en de vba-methode.
Artikel 150o. Grenzen aanwenden vermogen bij collectieve waardeoverdracht
- 1.
Een pensioenfonds dat over wil gaan tot een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m en een dekkingsgraad heeft waarbij de technische voorzieningen voor minder dan 90% door waarden worden gedekt, neemt tijdig maatregelen die ten tijde van de collectieve waardeoverdracht in de technische voorzieningen zijn verwerkt en doorgevoerd, waardoor de technische voorzieningen van het pensioenfonds bij de collectieve waardeoverdracht ten minste voor 90% door waarden zijn gedekt.
- 2.
Zo nodig in afwijking van artikel 150n, derde en vierde lid, is bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m, de waarde van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht van iedere deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde tenminste 95% van de uitkomst van de toepassing van de standaardregel, tenzij de technische voorziening voor de pensioenaanspraak of het pensioenrecht van de deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde lager is, dan bedraagt de waarde tenminste de technische voorziening.
- 3.
Indien bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m de waarde van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht van een deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde minder bedraagt dan de technische voorziening, kan de waarde voor een andere deelnemer, gewezen deelnemer, aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde niet meer bedragen dan de technische voorziening, tenzij het meerdere een gevolg is van compensatie door het toekennen van extra pensioenaanspraken.
- 4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 150oa. Ontheffing van regels invaren
- 1.
De toezichthouder kan op aanvraag van een pensioenfonds, geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen van het bij of krachtens de artikelen 150n, achtste lid, of 150o bepaalde, indien het pensioenfonds aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan.
- 2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
§ 6b.6. Financieel toetsingskader pensioenfondsen tijdens transitie
Artikel 150p. Financieel overbruggingsplan tijdens transitie
- 1.
Een pensioenfonds dat naar verwachting zal overgaan op een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m, kan in de periode tot die collectieve waardeoverdracht plaatsvindt, in afwijking van de artikelen 138, 139, of 140, eerste en derde lid, afzien van het jaarlijks indienen van een herstelplan en kan in plaats daarvan jaarlijks een concreet en haalbaar overbruggingsplan indienen dat voldoet aan de daarvoor gestelde voorwaarden.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan een pensioenfonds dat op 1 juli 2025 geen implementatieplan heeft ingediend bij de toezichthouder geen overbruggingsplan indienen voor de jaren 2025 en 2026.
- 3.
In het overbruggingsplan beschrijft het pensioenfonds de financiële situatie van het pensioenfonds in de periode tot het pensioenfonds overgaat tot collectieve waardeoverdracht maar uiterlijk op 1 januari 2027. Het uitgangspunt voor de beschrijving is de dekkingsgraad van het pensioenfonds op 31 december van enig jaar.
- 4.
Een pensioenfonds:
- a.
onderbouwt in het overbruggingsplan:
- 1°
waarom het vanuit het belang van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden een overbruggingsplan indient;
- 2°
hoe de invaardekkingsgraad is vastgesteld;
- 3°
hoe de premiedekkingsgraad bijdraagt aan de financiële positie van het pensioenfonds;
- 4°
hoe zal worden voldaan aan de vereisten van het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen indien het pensioenfonds niet of niet meer gebruik maakt van de regeling voor overbruggingsplannen; en
- 5°
hoe het rekening heeft gehouden met generatie-effecten in termen van netto-profijt die ontstaan door het indienen van een overbruggingsplan, waarbij deze onderbouwing alleen wordt opgenomen in het eerste overbruggingsplan dat wordt ingediend voor het implementatieplan is ingediend en vervolgens in het eerste overbruggingsplan nadat het implementatieplan is ingediend; en
- b.
stelt informatie over het overbruggingsplan en de onderbouwing daarvan tijdig ter beschikking van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden of verstrekt deze informatie tijdig.
- 5.
Het pensioenfonds stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over de vaststelling van het overbruggingsplan. Ten aanzien van dit advies zijn de artikelen 115a, vijfde en zesde lid, 115e en 217 van overeenkomstige toepassing.
- 6.
Het pensioenfonds heeft de goedkeuring nodig van het belanghebbendenorgaan voor elk voorgenomen besluit met betrekking tot de vaststelling van een overbruggingsplan. Artikel 115c, vijfde, achtste, negende en tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
- 7.
Voor de toepassing van artikel 140 telt de vaststelling van een beleidsdekkingsgraad in de periode dat op grond van dit artikel geen herstelplan wordt ingediend mee voor de bepaling hoe veel maal opeenvolgend sprake is van een beleidsdekkingsgraad onder het minimaal vereist eigen vermogen.
- 8.
Artikel 137, tweede lid, onderdeel a en b, is niet van toepassing zolang een pensioenfonds een overbruggingsplan indient. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de toeslagverlening in die situatie.
- 9.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de overbruggingsplannen.
Artikel 150q. Verdere uitwerking overbruggingsplan
- 1.
Een pensioenfonds dat na een of meer jaren overbruggingsplannen te hebben ingediend, in een jaar in plaats van een overbruggingsplan een herstelplan indient bij toezichthouder, doet dit binnen drie maanden na de in het tweede lid, onderdeel b of c, genoemde tijdstippen.
- 2.
Het pensioenfonds dient het overbruggingsplan ter instemming in bij de toezichthouder nadat het pensioenfonds de dekkingsgraad heeft vastgesteld op 31 december van enig jaar. Indien een pensioenfonds voor het jaar 2023 een overbruggingsplan indient, terwijl het pensioenfonds voor het jaar 2023 al een herstelplan heeft waarmee de toezichthouder heeft ingestemd, vervangt dit overbruggingsplan als het is vastgesteld het herstelplan. Het pensioenfonds dient het overbruggingsplan in:
- a.
in het jaar 2023: uiterlijk 1 september 2023;
- b.
in de jaren 2024 en 2025: uiterlijk 1 juli 2024 respectievelijk 2025; en
- c.
in het jaar 2026: uiterlijk 1 april 2026.
- 3.
Het overbruggingsplan heeft steeds een looptijd tot het tijdstip waarop het pensioenfonds verwacht over te gaan tot collectieve waardeoverdracht maar uiterlijk 1 januari 2027.
- 4.
Indien het pensioenfonds op 31 december van enig jaar een dekkingsgraad heeft waarbij de technische voorzieningen voor minder dan 90% door waarden worden gedekt, neemt het binnen drie maanden na het tijdstip waarop het overbruggingsplan moet zijn ingediend maatregelen waardoor de dekkingsgraad van het pensioenfonds direct zodanig wordt dat de technische voorzieningen voor 90% door waarden worden gedekt.
- 5.
Indien een pensioenfonds dat nog geen implementatieplan heeft ingediend een dekkingsgraad heeft waarbij de technische voorzieningen voor minder dan 95% door waarden worden gedekt, werkt het, eventueel in aanvulling op het vierde lid, in het overbruggingsplan uit hoe het in de looptijd van het overbruggingsplan zal komen tot een invaardekkingsgraad waarbij de technische voorzieningen minimaal voor 95% door waarden worden gedekt.
- 6.
In de overbruggingsplannen die worden ingediend nadat het pensioenfonds het implementatieplan heeft ingediend werkt het pensioenfonds, eventueel in aanvulling op het vierde lid, onderbouwd uit hoe het zal komen tot een specifieke invaardekkingsgraad voor het pensioenfonds. De invaardekkingsgraad is de dekkingsgraad die een pensioenfonds nodig heeft om te komen tot een verantwoorde, uitlegbare en evenwichtige overstap naar de uitvoering van de gewijzigde pensioenovereenkomsten en is een financiële uitwerking van de besluitvorming over de gewijzigde pensioenovereenkomsten en de compensatie.
- 7.
Voor zover het bij de maatregelen die in het overbruggingsplan zijn opgenomen een vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten betreft, worden deze voor zover het betreft een vermindering die betrekking heeft op:
- a.
het vierde lid: direct in de technische voorzieningen verwerkt en direct ofwel in beginsel evenredig gespreid in de tijd doorgevoerd gedurende maximaal de termijn die wordt gebruikt voor het overbruggingsplan, waarbij de eerste termijn wordt doorgevoerd in het jaar waarin het overbruggingsplan is ingediend;
- b.
het vijfde lid in het overbruggingsplan voor het jaar 2023 of 2024: evenredig gespreid in de tijd gedurende maximaal de termijn die wordt gebruikt voor het overbruggingsplan, waarbij de eerste termijn direct in de technische voorzieningen wordt verwerkt en doorgevoerd in het jaar waarin het overbruggingsplan is ingediend; en
- c.
het zesde lid in de overbruggingsplannen voor de jaren 2024, 2025 of 2026: direct in de technische voorzieningen verwerkt en direct doorgevoerd in het jaar waarin het overbruggingsplan is ingediend.
§ 6b.7 Aanvullende maatregelen transitieperiode voor pensioenfondsen
Artikel 150r. Opschorting individuele waardeoverdracht
- 1.
De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang:
- a.
bij het overdragende pensioenfonds geen waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m heeft plaatsgevonden, maar bij het ontvangende pensioenfonds wel; of
- b.
bij het ontvangende pensioenfonds geen waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m heeft plaatsgevonden, maar bij het overdragende pensioenpensioenfonds wel.
- 2.
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien het overdragende pensioenfonds bij de opdrachtaanvaarding, bedoeld in artikel 102a, heeft aangegeven geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m.
- 3.
Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien het ontvangende pensioenfonds bij de opdrachtaanvaarding, bedoeld in artikel 102a, heeft aangegeven geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m.
- 4.
De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht herleeft zodra zowel bij het ontvangende als het overdragende pensioenfonds waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m heeft plaatsgevonden, dan wel indien er sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede of derde lid.
- RRR.
Artikel 151, tweede lid, komt te luiden:
- 2.
Gedragstoezicht is toezicht gericht op de naleving van de normen ten aanzien van voorlichting in ruime zin aan en zorgvuldige bejegening in ruime zin door pensioenuitvoerders van deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden en de normen ten aanzien van de advisering van de deelnemer of gewezen deelnemer bij de uitvoering van premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid waarbij de deelnemer of gewezen deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen.
- SSS.
In artikel 176, eerste lid, wordt ‘artikelen 21’ vervangen door ‘artikelen 10a, 10b, 10c, 10d, 10e, 17, 21’, wordt ‘48, 49’ vervangen door ‘48, 48a, 48b, 48c, 49’, wordt ‘51, 52’ vervangen door ‘51, 51a, 52’, wordt ‘52a, 58’ vervangen door ‘52a, 52b, 58’, wordt ‘61, 62’ vervangen door ‘61, 61a, 62’, wordt ‘76, eerste tot en met vierde en negende lid, 83, tweede en achtste lid, 84, tweede en zevende lid’ vervangen door ‘76, eerste tot en met vierde en zevende lid, 83, tweede en vierde lid, 84, tweede en vierde lid’, wordt ‘112a, 113’ vervangen door ‘112a, 112b, 113’, wordt ‘118, eerste tot en met derde lid, 119, eerste tot en met derde lid, 120, eerste tot en met derde lid’ vervangen door ‘120, eerste en tweede lid’, wordt ‘128, 129, 130, 130a’ vervangen door ‘129’ en wordt ‘150, 167’ vervangen door ‘150, 150a, eerste en vijfde lid, 150g, tweede lid, 150i, 150j, 150k, 150l, derde en vierde lid, 150m, tweede tot en met achtste en tiende lid, 150p, derde tot en met zesde lid, 150q, tweede en vierde lid, 167’.
- SSSa.
In artikel 220a vervalt het dertiende lid, wordt het veertiende en vijftiende lid vernummerd tot het dertiende en veertiende lid en wordt in het dertiende lid (nieuw) ‘onderdelen d en e’ vervangen door ‘onderdelen e en f’.
- TTT.
In artikel 220b, eerste lid, wordt ‘Artikel 55, zesde lid’ vervangen door ‘Artikel 55, vijfde lid’.
- UUU.
Voor artikel 221 worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 220ca. Overgangsrecht toetredingsleeftijd
Werknemers van 18 jaar of ouder die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen Ca en H, eerste en derde onderdeel, van de Wet toekomst pensioenen niet in de pensioenregeling van hun werkgever deelnemen, omdat zij jonger zijn dan de op basis van de pensioenregeling gehanteerde toetredingsleeftijd, verwerven pensioenaanspraken vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen Ca en H, eerste en derde onderdeel, van de Wet toekomst pensioenen.
Artikel 220d. Overgangsrecht uitzendovereenkomsten
In afwijking van artikel 14, tweede lid, verwerft een werknemer die werkzaam is in een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Wet toekomst pensioenen in minder dan 26 weken arbeid heeft verricht, ouderdomspensioenaanspraken vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van de Wet toekomst pensioenen. Voor de berekening van de termijn van 26 weken is artikel 691, vierde en vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.
Artikel 220e. Overgangsrecht progressieve premie
- 1.
In afwijking van artikel 17 mag de door of voor een deelnemer verschuldigde premie tot het moment van beëindiging van de deelneming een met de leeftijd oplopend percentage van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen bedragen, mits:
- a.
op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen sprake was van een premieovereenkomst met een met de leeftijd oplopend premiepercentage of een uitkeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, met een met de leeftijd oplopend premiepercentage ondergebracht bij een verzekeraar;
- b.
de deelneming van de deelnemer reeds was aangevangen waarbij de deelnemer pensioenaanspraken opbouwt, op de dag voordat voor nieuwe deelnemers een pensioenovereenkomst geldt waarbij de premie conform artikel 17 voor alle deelnemers een gelijk percentage van het loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen bedraagt, doch uiterlijk op 31 december 2026; en
- c.
de pensioenovereenkomst niet het karakter heeft van een solidaire premieovereenkomst.
- 2.
In aanvulling op de artikelen 38, eerste lid, en 39, eerste lid, verstrekt de pensioenuitvoerder de deelnemer jaarlijks en bij beëindiging van de deelneming informatie over het hanteren van een met de leeftijd oplopend premiepercentage en de mogelijke effecten bij beëindiging van de deelneming en het aangaan van een nieuwe pensioenovereenkomst. De pensioenuitvoerder stelt deze informatie tevens op zijn website beschikbaar voor de deelnemer.
- 3.
Indien op of na 1 januari 2027 de pensioenovereenkomst zodanig wordt gewijzigd dat de door of voor een deelnemer verschuldigde premie niet langer een met de leeftijd oplopend premiepercentage bedraagt maar een voor alle deelnemers gelijk premiepercentage maakt de werkgever de effecten van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten voor deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden per leeftijdscohort inzichtelijk.
- 4.
Indien de pensioenovereenkomst na de wijziging, bedoeld in het derde lid, het karakter heeft van een solidaire premieovereenkomst of een flexibele premieovereenkomst met risicodelingsreserve worden de effecten van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, in ieder geval berekend door:
- a.
het netto profijt van het ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst af te zetten tegen het netto profijt van het wijzigen van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, waarbij het netto profijt het verschil is tussen de marktwaarde van de te verwachten pensioenuitkeringen en de marktwaarde van de toekomstige premie-inleg; en
- b.
de pensioenverwachting bij ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst te vergelijken met de pensioenverwachting bij wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, waarbij de pensioenverwachting, voor zover het ouderdomspensioen betreft, wordt weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
- 5.
Indien de pensioenovereenkomst na de wijziging, bedoeld in het derde lid, het karakter heeft van een flexibele premieovereenkomst zonder risicodelingsreserve of een premie-uitkeringsovereenkomst, dan worden de effecten van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, in ieder geval berekend door:
- a.
het bruto profijt van het ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst af te zetten tegen het bruto profijt van het wijzigen van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, waarbij het bruto profijt de contante waarde van de toekomstige premie-inleg is; en
- b.
de pensioenverwachting bij ongewijzigd voortzetten van de pensioenovereenkomst te vergelijken met de pensioenverwachting bij wijziging van de pensioenovereenkomst en de wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten, waarbij de pensioenverwachting, voor zover het ouderdomspensioen betreft, wordt weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
- 6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.
- 7.
Artikel 150e, zevende en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 220f. Overgangsrecht gelijke behandeling m/v
- 1.
De artikelen 60, vierde en vijfde lid, en 62, eerste lid, zijn met betrekking tot pensioenaanspraken opgebouwd in:
- a.
premieovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd; en
- b.
uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten, zoals gedefinieerd in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn opgebouwd.
- 2.
De artikelen 60, vierde en vijfde lid, en 62, eerste lid, kunnen van toepassing zijn op pensioenaanspraken die voor de in het eerste lid genoemde data zijn opgebouwd indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.
- 3.
Artikel 66, achtste lid, is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd.
- 4.
Artikel 69, vijfde lid, is van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd vanaf 1 januari 2015 en kan van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2015 indien dit in de pensioenovereenkomst is overeengekomen.
- 5.
De artikelen 76, vierde lid, 83, tweede lid, onderdeel b, 84, tweede lid, onderdeel b, en 150m, achtste lid, zijn met betrekking tot pensioenaanspraken die zijn opgebouwd in:
- a.
premieovereenkomsten van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd;
- b.
kapitaalovereenkomsten, zoals gedefinieerd in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd; en
- c.
uitkeringsovereenkomsten, zoals gedefinieerd in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2002 zijn opgebouwd.
- 6.
Artikel 76, vierde lid, kan van toepassing zijn op pensioenaanspraken die voor de in het vijfde lid genoemde data zijn opgebouwd indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.
- 7.
De artikelen 80, eerste lid, onderdeel b, 81, eerste lid, onderdeel a, en 81a, derde lid, zijn van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2005 zijn opgebouwd en kunnen van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2005 indien dit is overeengekomen in de pensioenovereenkomst.
- 8.
Voor de toepassing van de artikelen 83, 84 en 150m is op pensioenaanspraken die voor de in het vijfde lid genoemde data zijn opgebouwd de eis van individuele actuariële gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 71, vierde lid, van toepassing, tenzij in de pensioenovereenkomst is overeengekomen dat de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 83, tweede lid, onderdeel b, 84, tweede lid, onderdeel b, of 150m, achtste lid, van toepassing zijn.
- 9.
Voor zover het bij de toepassing van de artikelen 80, eerste lid, 81, eerste lid, 81a, eerste en tweede lid, 83, eerste lid, 84, eerste lid, of 150m, eerste lid, pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd zijn de artikelen 80, eerste lid, onderdeel b, 81, eerste lid, onderdeel a, 81a, derde lid, 83, tweede lid, onderdeel b, 84, tweede lid, onderdeel b, of 150m, achtste lid, van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2002.
Artikel 220g. Overgangsrecht nabestaandenpensioen
- 1.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder overgangstijdstip verstaan: het tijdstip waarop de pensioenuitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst om te voldoen aan de regels omtrent het nabestaandenpensioen zoals geïntroduceerd met de Wet toekomst pensioenen maar uiterlijk 1 januari 2027.
- 2.
Een persoon die vóór het overgangstijdstip kwalificeerde als partner zoals gedefinieerd in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van de Wet toekomst pensioenen blijft als partner in de zin van deze wet aangemerkt zo lang de betreffende relatie tussen de persoon en de werknemer of gewezen werknemer wordt voortgezet.
- 3.
Een persoon die voor het overgangstijdstip als partner aanspraakgerechtigde was voor partnerpensioen op opbouwbasis blijft aanspraakgerechtigde voor de tot het overgangstijdstip opgebouwde aanspraak op partnerpensioen, met inachtneming van artikel 57.
- 4.
Een partner of gewezen partner in de zin van de pensioenovereenkomst komt niet in aanmerking voor een partnerpensioen of, zo nodig in afwijking van artikel 57, een bijzonder partnerpensioen op basis van partnerpensioen dat is opgebouwd voor het overgangstijdstip in een pensioenregeling zonder partnerpensioen voor partners in de zin van de pensioenovereenkomst of in een pensioenregeling met een partnerbegrip waaraan deze partner of gewezen partner niet voldeed of zou hebben voldaan.
- 5.
Artikel 16, eerste lid, onderdeel d, is niet van toepassing op een wezenpensioen waarvan de ingangsdatum ligt voor het overgangstijdstip of dat is opgebouwd voor het overgangstijdstip.
- 6.
Artikel 55, vierde lid, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel GG, onder 4, van de Wet toekomst pensioenen en artikel 61a zijn van toepassing indien het einde van de deelneming ligt vanaf het overgangstijdstip.
- 7.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 220h. Overgangsrecht premievrije voorzetting bij gesloten pensioenfonds
- 1.
In afwijking van artikel 10 kan opbouw van pensioenaanspraken op grond van een uitkeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, ook vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen worden voortgezet indien:
- a.
de uitkeringsovereenkomst wordt uitgevoerd door een pensioenfonds dat een beëindigde pensioenregeling uitvoert en de onderneming van de werkgever heeft opgehouden te bestaan;
- b.
het pensioenaanspraken voor ouderdomspensioen betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd; en
- c.
het recht op de premievrije voortzetting is ontstaan voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen.
- 2.
Indien sprake is van premievrije voortzetting in de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, kan, in afwijking van artikel 16 en artikel 220g, de regeling van het nabestaandenpensioen ongewijzigd worden voortgezet.
Artikel 220ha. Overgangsrecht premievrije voorzetting verzekeraar
- 1.
Indien het verwerven van pensioenaanspraken op grond van een uitkeringsovereenkomst, kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst als bedoeld in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, wordt uitgevoerd door een verzekeraar, dan kan de verwerving vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen worden voortgezet indien voldaan wordt aan de voorwaarden uit het tweede lid. Bij toepassing van de eerste zin kan van artikel 10 worden afgeweken.
- 2.
Het verwerven van pensioenaanspraken, bedoeld in het eerste lid, kan worden voortgezet indien:
- a.
de pensioenaanspraken worden verworven als gevolg van premievrije voortzetting vanwege arbeidsongeschiktheid van de werknemer of gewezen werknemer, waarop recht bestaat na afloop van de periode, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet of, indien de werknemer of gewezen werknemer een uitkering uit hoofde van de Ziektewet ontvangt, na afloop van de periode, bedoeld in artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet; en
- b.
het recht op premievrije voortzetting vanwege arbeidsongeschiktheid is ingegaan:
- 1°
voor het tijdstip dat de verzekeraar overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i; of
- 2°
nadat de deelneming vanwege een individuele beëindiging van de dienstbetrekking voor afloop van de periode, bedoeld in onderdeel a, is beëindigd waarbij op het moment van einde deelneming de verzekeraar nog niet is overgegaan op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 220i en het recht op premievrije voortzetting uiterlijk op 31 december 2028 is ontstaan.
- 3.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de opbouw van pensioenaanspraken in een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, uitgevoerd door een premiepensioeninstelling waarbij premievrije voortzetting van deze opbouw vanwege arbeidsongeschiktheid van de werknemer of gewezen werknemer is verzekerd bij een verzekeraar.
Bij deze verzekerde premievrije voortzetting voldoet de verzekeraar de verschuldigde premie aan de premiepensioeninstelling indien voldaan wordt aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 220hb. Overgangsrecht vrijwillige voortzetting
In afwijking van artikel 54, tweede lid, geldt een termijn van vijftien jaar, voor de deelnemer die gewezen werknemer is geworden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, en die gedurende die termijn winst uit onderneming geniet als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 220i. Overgangsrecht Wet toekomst pensioenen
- 1.
De Pensioenwet, zoals die luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, blijft van toepassing tot het tijdstip dat de pensioenuitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst, maar uiterlijk tot 1 januari 2027. In afwijking van de vorige zin zijn vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A, B, eerste en derde onderdeel, Ca, H, K, L, X, Y, Z, AA, BB, CC, FFa, ZZ, BBB, BBBa, CCC, DDD, NNN, RRR, SSS, QQQ en UUU van de Wet toekomst pensioenen van toepassing:
- a.
de artikelen 1, voor zover relevant voor de in dit lid genoemde artikelen en hoofdstukken, 2, voor zover het betreft de nadere duiding van de pensioenovereenkomst, 8, 14, 19, 20, 48, 48a, 48b, 48c, 49, 50, 51, 51a, 54, 102a, 112b, 115, 115a, voor zover het betreft het toevoegen van adviesrecht voor reglementen, de bevoegdheid een oordeel te geven over de keuzes die van invloed zijn op de uitvoeringskosten en het oordeel dat de gemaakte uitvoeringskosten bevat, 115c, met dien verstande dat er zowel goedkeuringsrecht is voor de premie als de solidariteitsreserve, 144, 151, 176, voor zover relevant voor de in dit lid genoemde artikelen en hoofdstukken, 220ca, 220d, 220e, 220f, voor zover het betreft het overgangsrecht voor artikel 150m, 220g, 220h, 220ha en 220hb en dit artikel; en
- b.
de hoofdstukken 6a en 6b.
- 2.
De pensioenuitvoerder vermeldt het tijdstip van overgang op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst op zijn website en meldt het aan de toezichthouder.
- 3.
Bij uitvoering van een pensioenregeling waarop de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving van toepassing is door een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing voor zover het de Nederlandse sociale en arbeidswetgeving betreft en is het tweede lid van overeenkomstige toepassing voor zover het betreft de vermelding van het tijdstip van overgang op de website.