Einde inhoudsopgave
Pensioenwet
Artikel 151 Toezichthouders
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
03-06-2023, Stb. 2023, 216 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken: 36067)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2023, Stb. 2023, 218 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De Stichting Autoriteit Financiële Markten is belast met het gedragstoezicht.
2.
Gedragstoezicht is toezicht gericht op de naleving van de normen ten aanzien van voorlichting in ruime zin aan en zorgvuldige bejegening in ruime zin door pensioenuitvoerders van deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden en de normen ten aanzien van de advisering van de deelnemer of gewezen deelnemer bij de uitvoering van premieovereenkomsten met beleggingsvrijheid waarbij de deelnemer of gewezen deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen.
3.
De Nederlandsche Bank N.V. is belast met het prudentieel toezicht en het materieel toezicht.
4.
Prudentieel toezicht is toezicht gericht op de normen ten aanzien van de financiële soliditeit van pensioenfondsen, het bijdragen aan de financiële stabiliteit van de sector van pensioenfondsen en het beschermen van de rechten van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
5.
Materieel toezicht is toezicht gericht op alle normen in deze wet die geen onderdeel uitmaken van gedrags- of prudentieel toezicht.
6.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn de bij besluit van de toezichthouder aangewezen personen belast. Van een besluit als bedoeld in de eerste volzin wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
7.
Bij algemene maatregel van bestuur:
- a.
worden regels gesteld omtrent de toedeling van de taken en bevoegdheden met betrekking tot het prudentieel toezicht, het gedragstoezicht en het materieel toezicht van deze wet aan de toezichthouders;
- b.
worden regels gesteld over de wijze waarop de toezichthouders samenwerken; en
- c.
worden eisen gesteld aan de toezichthouders, waaronder voorschriften gericht op een zodanige besluitvorming binnen de toezichthouder dat een onafhankelijke vervulling van de uit deze wet voortvloeiende taken en bevoegdheden is gewaarborgd.