Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 3.42 Energie-investeringsaftrek
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2029
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 499 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36418)
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Inkomstenbelasting / Winst
1
Indien in een kalenderjaar in een onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft, wordt geïnvesteerd in niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen met betrekking waartoe op een door de ondernemer gedaan verzoek door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is verklaard dat sprake is van energie-investeringen, en de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, wordt een in het derde lid aangewezen percentage van het bedrag aan energie-investeringen ten laste gebracht van de winst over dat jaar (energie-investeringsaftrek).
2.
Energie-investeringen zijn investeringen die door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat in overeenstemming met Onze Minister en na overleg met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij ministeriële regeling zijn aangewezen als investeringen die in het belang zijn van een doelmatig gebruik van energie.
3.
De energie-investeringsaftrek bedraagt 40 percent.
4.
Als bedrag aan energie-investeringen wordt ten hoogste in aanmerking genomen:
- a.
indien de onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft geen deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer andere ondernemers die daarbij voor eigen rekening een onderneming drijven of belastingplichtigen voor de vennootschapsbelasting: € 149.000.000;
- b.
indien de onderneming die de ondernemer voor eigen rekening drijft wel deel uitmaakt van een zodanig samenwerkingsverband: € 149.000.000 vermenigvuldigd met het bedrag aan energie-investeringen van de ondernemer en gedeeld door het gezamenlijke bedrag aan energie-investeringen van de ondernemer en de bedoelde andere deelnemers aan het samenwerkingsverband.
5.
Onder de aanschaffings- of voortbrengingskosten ter zake van een energie-investering als bedoeld in het eerste lid, worden, indien de ondernemer daarvoor bij de aangifte kiest, tevens begrepen de kosten van een advies ter zake van energiebesparende maatregelen in gebouwen of bij processen dat op die investering of mede op die investering betrekking heeft en voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen.
6.
De energie-investeringsaftrek is van toepassing indien de energie-investering is aangemeld bij Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat.
7
Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat in overeenstemming met Onze Minister:
- a.
regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde verklaring en
- b.
regels worden gesteld met betrekking tot het zesde lid.
8
Tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven inzake beroep tegen de in het eerste lid bedoelde verklaring, kunnen de belanghebbende en Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat beroep in cassatie instellen ter zake van schending of verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen. Op dit beroep zijn de voorschriften betreffende het beroep in cassatie tegen uitspraken van de gerechtshoven inzake beroepen in belastingzaken van overeenkomstige toepassing, waarbij het College van Beroep voor het bedrijfsleven de plaats inneemt van een gerechtshof.