Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake het Energiehandvest
Besluiten met betrekking tot het Verdrag inzake het Energiehandvest
Geldend
Geldend vanaf 16-04-1998
- Bronpublicatie:
17-12-1994, Trb. 1995, 250 (uitgifte: 03-10-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-04-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-03-1998, Trb. 1998, 78 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
De Conferentie heeft de volgende besluiten goedgekeurd:
1. Ten aanzien van het Verdrag als geheel
In geval van strijdigheid tussen het Verdrag inzake Spitsbergen van 9 februari 1920 (het Svalbardverdrag) en het Verdrag inzake het Energiehandvest, prevaleert het Verdrag inzake Spitsbergen wat het punt van strijdigheid betreft, onverminderd de positie van de Verdragsluitende Partijen ten aanzien van het Svalbardverdrag. In geval van een dergelijke strijdigheid of van een geschil over de vraag of dan wel in hoeverre er sprake is van een dergelijke strijdigheid, zijn artikel 16 en Deel V van het Verdrag inzake het Energiehandvest niet van toepassing.
2. Ten aanzien van artikel 10, zevende lid
De Russische Federatie kan eisen dat firma's waarin door buitenlands kapitaal wordt deelgenomen, wettelijke toestemming verkrijgen voor het verhuur van federale eigendommen, mits de Russische Federatie zonder uitzondering de garantie verstrekt dat deze procedure niet wordt toegepast op een wijze die discriminerend is ten opzichte van de investeringen van investeerders van andere Verdragsluitende Partijen.
3. Ten opzichte van artikel 141)
1
De term ‘het vrij verrichten van transfers’ in artikel 14, eerste lid, vormt geen belemmering voor een Verdragsluitende Partij (hierna ‘beperkende partij’ genoemd) om beperkingen toe te passen op het verkeer van kapitaal door de eigen investeerders, mits:
- a.
dergelijke beperkingen geen afbreuk doen aan de rechten die verleend zijn op grond van artikel 14, eerste lid, aan investeerders van andere Verdragsluitende Partijen met betrekking tot hun investeringen;
- b.
dergelijke restricties niet van invloed zijn op de lopende transacties; en
- c.
de Verdragsluitende Partij er voor zorgt dat investeringen op haar grondgebied door de investeerders van alle andere Verdragsluitende Partijen, wat de transfers betreft een behandeling krijgen die niet minder gunstig is dan die welke zij verleent aan investeringen van investeerders van één van de Verdragsluitende Partijen afzonderlijk of van een derde land, waarbij de meest gunstige wordt toegepast.
2
Dit besluit is onderworpen aan een onderzoek door de Conferentie van het Handvest dat vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag zal plaatsvinden, doch uiterlijk op de datum als genoemd in artikel 32, derde lid.
3
Geen Verdragsluitende Partij komt in aanmerking om dergelijke beperkingen toe te passen tenzij het om een Verdragsluitende Partij gaat die deel uitmaakte van de vroegere Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, en deze Verdragsluitende Partij het voorlopige Secretariaat uiterlijk op 1 juli 1995 schriftelijk ervan in kennis heeft gesteld dat zij besloten heeft om in aanmerking te komen om beperkingen overeenkomstig dit besluit toe te passen.
4
Voor alle duidelijkheid wordt bepaald dat met betrekking tot artikel 16 door niets in het besluit mag worden afgeweken van de aldaar genoemde rechten van een Verdragsluitende Partij, haar investeerders of hun investeringen, of van de verplichtingen van een Verdragsluitende Partij.
5
In de zin van dit besluit:
zijn ‘lopende transacties’ lopende betalingen die verband houden met het verkeer van goederen, diensten of personen die verricht worden overeenkomstig de normaal geldende internationale praktijken en geen regelingen inhouden welke materieel gezien een combinatie vormen van een lopende betaling en een kapitaaltransactie, zoals uitgestelde betalingen en voorschotten, welke ten doel heeft om de respectieve wetgeving van de beperkende partij op dat gebied te ontduiken.
4. Ten aanzien van artikel 14, tweede lid
Onverminderd de eisen van artikel 14 en andere internationale verplichtingen zal Roemenië gedurende de overgang naar volledige convertibiliteit van zijn nationale munteenheid proberen de nodige stappen te ondernemen om de efficiency van de procedures voor de transfers van investeringsopbrengsten te verbeteren en zal in elk geval dergelijke transfers in een vrij inwisselbare munteenheid zonder beperking of een vertraging van meer dan zes maanden garanderen. Roemenië zal er voor zorgen dat investeringen op zijn gebied van investeerders van alle andere Verdragsluitende Partijen met betrekking tot transfers een niet minder gunstige behandeling krijgen dan die welke het toestaat aan investeringen van investeerders van een afzonderlijke Verdragsluitende Partij of van een derde land, waarbij de meest gunstige wordt toegepast.
5. Ten aanzien van artikel 24, vierde lid, letter a), en artikel 25
Een investering van een in artikel 1, zevende lid, letter a), onder ii), bedoelde investeerder, van een Verdragsluitende Partij die geen partij is bij een overeenkomst tot economische integratie, of van een lid van een vrijhandelszone of een douane-unie, komt in aanmerking voor een behandeling die wordt toegestaan uit hoofde van een dergelijke overeenkomst tot economische integratie, een vrijhandelszone of een douane-unie, op voorwaarde dat het bedrijf dat de investering doet:
- a.
zijn statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging in het gebied van een partij bij die overeenkomst tot economische integratie, van een lid van die vrijhandelszone of van een lid van die douane-unie heeft; dan wel
- b.
indien dit uitsluitend zijn statutaire zetel in dat gebied heeft, een daadwerkelijke en permanente band heeft met de economie van één van de partijen bij die overeenkomst tot economische integratie, van die vrijhandelszone of die douane-unie.
Voetnoten
Dit besluit is opgesteld met dien verstande dat Verdragsluitende Partijen die daarvan gebruik willen maken en die tevens Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomsten zijn aangegaan met de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten welke een artikel bevatten waardoor deze eerder gesloten overeenkomsten door het Verdrag buiten werking worden gesteld, intentieverklaringen uitwisselen die het wettelijk effect hebben dat artikel 16 van het Verdrag met betrekking tot dit besluit op hen van toepassing wordt. De uitwisseling van deze verklaringen dient vóór de ondertekening te hebben plaatsgevonden.