Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (A)
3.2 Risico op onttrekking aan het toezicht
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
07-12-2020, Stcrt. 2020, 64256 (uitgifte: 28-12-2020, regelingnummer: WBV 2020/23)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2020, Stcrt. 2020, 64256 (uitgifte: 28-12-2020, regelingnummer: WBV 2020/23)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking en AVIM nemen aan dat er sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht in de zin van artikel 62, tweede lid, onder a, Vw als tenminste twee van de gronden als genoemd in artikel 5.1b, derde en vierde lid, Vb van toepassing zijn.
De IND, de ambtenaar belast met de grensbewaking en AVIM moeten de gronden, als bedoeld in artikel 5.1b, derde en vierde lid, Vb nader toelichten, indien uit deze gronden zelf niet rechtstreeks blijkt dat er sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht. Deze toelichting is in ieder geval vereist bij de gronden als genoemd in artikel 5.1b, vierde lid, Vb.
Er wordt een risico op onttrekking aan het toezicht aangenomen bij een in Nederland geboren kind, indien het kind een terugkeerbesluit ontvangt nadat de ouder (of ouders) eerder een terugkeerbesluit heeft ontvangen en die ouder zich niet heeft gehouden aan zijn vertrekplicht. Daarmee wordt de grond, genoemd in artikel 5.1b, derde lid, sub c, Vb, aan het kind toegerekend. Vereist is wel dat nog minimaal Ć©Ć©n van de andere gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, Vb van toepassing is op het kind dan wel zijn ouder om ten aanzien van het gezin als geheel een risico op onttrekking aan het toezicht aan te nemen. Aan dat kind wordt dan in beginsel een vertrektermijn onthouden.
Bij de uitleg van voldoende middelen van bestaan als bedoeld in artikel 5.1b, vierde lid, onder d, Vb wordt aangesloten bij de bestaande invulling van dit begrip in artikel 3.74 Vb en paragraaf B1/4.3.3 Vc.