Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (A)
10 Vreemdelingen in de strafrechtketen
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2018
- Bronpublicatie:
21-03-2018, Stcrt. 2018, 18081 (uitgifte: 30-03-2018, regelingnummer: WBV 2018/1)
- Inwerkingtreding
01-04-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2018, Stcrt. 2018, 18081 (uitgifte: 30-03-2018, regelingnummer: WBV 2018/1)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
De KMar, politie, Openbaar Ministerie, DT&V, DJI en IND moeten ten aanzien van vreemdelingen in de strafrechtketen (VRIS) de werkafspraken hanteren die zijn vastgelegd in de Ketenprocesbeschrijving Vreemdeling In de Strafrechtketen (VRIS).
Als een land een formeel uitleveringsverzoek indient, mogen er geen uitzettingshandelingen plaatsvinden totdat de uitleveringsprocedure is afgerond.
De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen moet bij het aantreffen van een vreemdeling die aan alle volgende kenmerken voldoet onmiddellijk Bureau SIRENE informeren:
- ā¢
een vreemdeling die gesignaleerd staat voor opsporing en aanhouding;
- ā¢
een vreemdeling van wie door een buitenlandse autoriteit uitlevering is gevraagd.
De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen geeft Bureau SIRENE alle volgende informatie:
- ā¢
de personalia van de vreemdeling;
- ā¢
de autoriteit die het uitleveringsverzoek doet;
- ā¢
in welk systeem de vreemdeling gesignaleerd staat.
Bureau SIRENE moet onmiddellijk de buitenlandse autoriteit verzoeken per ommegaande te berichten of een uitleveringsverzoek wordt ingediend. Bureau SIRENE moet het antwoord van de buitenlandse autoriteit onmiddellijk bekend maken bij de Korpschef of de Commandant der KMar.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid ontvangt het uitleveringsverzoek van de buitenlandse autoriteit en neemt dit in behandeling.
In de gevallen waarin het antwoord van de buitenlandse autoriteit over het al dan niet indienen van een uitleveringsverzoek nog niet is ontvangen, mag de buitenlandse autoriteit voorafgaand aan het formele uitleveringsverzoek, om voorlopige aanhouding van de vreemdeling vragen. De Korpschef of de Commandant der KMar neemt voor het verzoek om voorlopige aanhouding contact op met de bevoegde officier van justitie.
Een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld, moet door de Korpschef of de Commandant der KMar in strafrechtelijke bewaring worden geplaatst. De Korpschef of de Commandant der KMar informeert de DT&V over de overplaatsing van de vreemdeling.
De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen informeert de DT&V als de voorgenomen uitzetting van de vreemdeling wordt opgeschort gedurende de afhandeling van een verzoek om voorlopige aanhouding of uitlevering en de vreemdeling niet meer op korte termijn kan worden uitgezet.