Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
Artikel 61
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
20-06-2002, Stb. 2002, 314 (uitgifte: 27-06-2002, kamerstukken: 28098)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2002, Stb. 2002, 315 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Naar aanleiding van een verzoek van het Strafhof om samenwerking of om tenuitvoerlegging van een verbeurdverklaring kan, overeenkomstig de bepalingen van de negende afdeling van titel IV van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafvordering, een strafrechtelijk financieel onderzoek worden ingesteld dat is gericht op de bepaling van hier te lande aanwezig of verworven voordeel dat wederrechtelijk is verkregen door een persoon die aan onderzoek door het Strafhof is onderworpen. Onder wederrechtelijk verkregen voordeel worden mede verstaan voorwerpen die, middellijk of onmiddellijk, zijn verkregen door middel van het misdrijf waarvan die persoon wordt verdacht.
2.
Tijdens het strafrechtelijk financieel onderzoek kan inbeslagneming van voorwerpen overeenkomstig artikel 94, tweede lid, en artikel 94a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering slechts plaatsvinden, indien gegronde redenen bestaan voor de verwachting dat te dier aanzien vanwege het Strafhof een verzoek om tenuitvoerlegging van een verbeurdverklaring zal worden gedaan dan wel artikel 82, vierde lid, zal worden toegepast.
3.
De officier van justitie doet van de instelling onderscheidenlijk de sluiting van een strafrechtelijk financieel onderzoek onverwijld mededeling aan Onze Minister. Daarbij doet hij tevens mededeling van alle voor het Strafhof dienstige inlichtingen.