Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
Artikel 60
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
20-06-2002, Stb. 2002, 314 (uitgifte: 27-06-2002, kamerstukken: 28098)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2002, Stb. 2002, 315 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Op verzoek van het Strafhof kan de persoon die door het Strafhof is veroordeeld tot een gevangenisstraf en zich in vrijheid bevindt, voorlopig worden aangehouden, indien gegronde redenen bestaan voor de verwachting dat deze straf in Nederland ten uitvoer zal worden gelegd.
2.
De artikelen 13 tot en met 17 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
- a.
de bewaring wordt bevolen voor een termijn van ten hoogste dertig dagen en op vordering van de officier van justitie telkens met een termijn van ten hoogste dertig dagen kan worden verlengd, totdat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf overeenkomstig artikel 67, vierde lid, of artikel 68, tweede lid, een aanvang neemt;
- b.
de in artikel 16, vijfde lid, genoemde termijn dertig dagen bedraagt.