Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit fiscale eenheid
1.3 Overzicht onderdelen en wijzigingen bij actualisatie
Geldend
Geldend vanaf 26-04-2024
- Bronpublicatie:
02-04-2024, Stcrt. 2024, 11814 (uitgifte: 25-04-2024, regelingnummer: 2024-186206)
- Inwerkingtreding
26-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-04-2024, Stcrt. 2024, 11814 (uitgifte: 25-04-2024, regelingnummer: 2024-186206)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fiscale eenheid
Bij de actualisatie heb ik nagenoeg alle onderdelen redactioneel gewijzigd. Hiermee zijn geen inhoudelijke wijzigingen beoogd. Daarnaast heb ik de volgende aanpassingen aangebracht:
- –
Bij de goedkeuring over de bezitseis in pandrechtsituaties heb ik verduidelijkt dat de goedkeuring kan worden toegepast tot het moment dat de pandrechthouder bij de uitoefening van zijn pandrecht de aandelen verkoopt (onderdeel 3.2).
- –
Bij de goedkeuring over de bezitseis in situaties waarin een aandelenverkoopovereenkomst wordt gesloten en er toestemming moet worden verkregen van een toezichthoudende autoriteit, heb ik de periode die in ieder geval als een korte termijn wordt aangemerkt verlengd van drie naar zes maanden en heb ik verduidelijkt dat de goedkeuring geldig is tot het moment waarop de toestemming is verkregen. Aanvullend heb ik onder voorwaarden goedgekeurd dat het moment waarop de juridische overdracht van de aandelen wordt geacht plaats te vinden op hetzelfde moment als de toestemming van de toezichthoudende autoriteit is verkregen (onderdeel 3.3).
- –
De goedkeuringen die gelden voor latente liquidatieverliezen heb ik uitgebreid, waardoor ze ook gelden voor latente stakingsverliezen (onderdeel 4).
- –
Onderdeel 6 van het besluit van 14 december 2010 bevatte mijn uitleg van de woorden ‘niet in aftrek worden toegelaten’ van artikel 15ac, zesde lid, Wet Vpb 1969 (tekst tot en met 31 december 2018). Door wetswijziging is dit toelichtende besluitonderdeel niet langer nodig. Het vervallen van dit onderdeel heeft ertoe geleid dat de onderdelen 7, 8 en 9 zijn vernummerd tot 6, 7 en 8.
- –
Ik heb een nieuwe goedkeuring opgenomen die erin voorziet dat voortgewentelde voorheffingen aan een dochtermaatschappij kunnen worden meegegeven na opname van een bestaande fiscale eenheid in een nieuwe fiscale eenheid en latere ontvoeging van die dochtermaatschappij (onderdeel 9).
- –
Onderdeel 11 van het besluit van 14 december 2010 heb ik opgesplitst in de onderdelen 11 en 12. De uitleg bij de verkorte sanctietermijn en de uitleg over de te hanteren afschrijvingstermijn heb ik enkel redactioneel gewijzigd (onderdeel 11).
- –
De goedkeuringen over het doorschuiven van de sanctie van artikel 15ai Wet Vpb 1969 heb ik redactioneel aangepast en van structuurtekeningen voorzien. Het doorschuiven van de sanctie in de situatie waarin bij een kleinere fiscale eenheid de sanctie niet had plaatsgevonden, is opgenomen in onderdeel 12.1. In het verlengde van deze goedkeuring heb ik twee nieuwe goedkeuringen toegevoegd voor situaties waarin de overdrager of overnemer door een juridische fusie niet langer bestaat (onderdeel 12.2).
- –
De twee goedkeuringen uit het besluit van 14 december 2010 die zien op de situatie waarin een moedermaatschappij als verdwijnende rechtspersoon is betrokken bij een juridische fusie heb ik samengevoegd. Hieraan heb ik een goedkeuring toegevoegd voor de situatie waarin een fiscale eenheid uit twee maatschappijen bestaat en de moedermaatschappij als verdwijnende rechtspersoon fuseert in de dochtermaatschappij (onderdeel 12.3).
- –
Door de opsplitsing van onderdeel 11 zijn de onderdelen 12 en 13 van het besluit van 14 december 2010 vernummerd tot 13 en 14.
- –
Mijn goedkeuring voor het achterwege laten van een boekjaarafsluiting bij de overgang van een fiscale eenheid op grond van artikel 15, eerste lid, Wet Vpb 1969 naar een fiscale eenheid op grond van artikel 15, tweede lid, Wet Vpb 1969 of omgekeerd is versoepeld. Strikt genomen gold de goedkeuring niet als een fiscale eenheid tot stand kwam via een tussenmaatschappij. Door tekstuele aanpassingen is de reikwijdte nu vergroot, zodat overgang van een fiscale eenheid op grond van het eerste lid naar een fiscale eenheid op grond van het tweede lid en omgekeerd onder de reikwijdte valt, mits de voorafgaande en de aansluitende fiscale eenheid dezelfde (aangemerkte) moedermaatschappij hebben. Daarnaast stel ik niet langer de voorwaarde dat alle dochtermaatschappijen onderdeel uitmaken van de aansluitende fiscale eenheid (onderdeel 14.2).
- –
De reikwijdte van mijn goedkeuring die ziet op de situatie waarin een dochtermaatschappij van een fiscale eenheid fuseert in een tussenmaatschappij heb ik vergroot. De goedkeuring geldt nu (onder voorwaarden) voor iedere dochtermaatschappij en niet enkel voor de dochtermaatschappij van een fiscale eenheid op grond van artikel 15, tweede lid, Wet Vpb 1969 (onderdeel 14.4).
- –
Het Besluit winstsplitsing, spoedreparatie en artikel 10a (Stcrt. 2022, 11028) is opgenomen in dit besluit en komt te vervallen (onderdeel 15).