Einde inhoudsopgave
Verordening (EEG) nr. 2137/85 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV)
Artikel 19
Geldend
Geldend vanaf 03-08-1985
- Bronpublicatie:
25-07-1985, PbEG 1985, L 199 (uitgifte: 31-07-1985, regelingnummer: 2137/85)
- Inwerkingtreding
03-08-1985
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-07-1985, PbEG 1985, L 199 (uitgifte: 31-07-1985, regelingnummer: 2137/85)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het samenwerkingsverband wordt bestuurd door één of meer, bij de oprichtingsovereenkomst of bij besluit van de leden aangewezen natuurlijke personen.
Van een samenwerkingsverband mogen geen personen bestuurder zijn die:
- —
ingevolge het recht dat op hen van toepassing is, of
- —
ingevolge het interne recht van de Staat van de zetel van het samenwerkingsverband, of
- —
ingevolge een rechterlijke of administratieve beslissing die in een Lid-Staat is gegeven of erkend,
geen deel mogen uitmaken van het bestuurs- of leidinggevende orgaan van een vennootschap, geen onderneming mogen leiden of niet mogen optreden als bestuurder van een Europees economisch samenwerkingsverband.
2.
Een Lid-Staat kan ten aanzien van de overeenkomstig artikel 6 in zijn registers ingeschreven samenwerkingsverbanden bepalen dat een rechtspersoon bestuurder kan zijn, mits deze rechtspersoon een of meer natuurlijke personen als vertegenwoordigers aanwijst van wie de gegevens overeenkomstig artikel 7, sub d), moeten worden vermeld.
Wanneer een Lid-Staat van deze mogelijkheid gebruik maakt, schrijft hij voor dat deze vertegenwoordigers de aansprakelijkheid hebben als waren zij zelf bestuurder van het samenwerkingsverband.
De in lid 1 vervatte verbodsbepalingen zijn eveneens op deze vertegenwoordigers van toepassing.
3.
In de oprichtingsovereenkomst of, als deze hieromtrent niets bepaalt, bij eenparig besluit van de leden, worden de voorwaarden vastgesteld voor benoeming en ontslag van de bestuurder of bestuurders en worden zijn/hun bevoegdheden vastgesteld.