Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Artikel 228 Schorsing van en beperkingen op de instelling van rechtsvervolging
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een strafrechtelijke vervolging met betrekking tot overtredingen van van toepassing zijnde wetten en voorschriften of internationale regels en normen betreffende het voorkomen, verminderen en bestrijden van verontreiniging door schepen, begaan door een vreemd schip buiten de territoriale zee van de Staat die de rechtsvervolging instelt, wordt geschorst bij het instellen van een strafrechtelijke vervolging met betrekking tot overeenkomstige aanklachten door de vlaggestaat binnen zes maanden na de datum waarop de rechtsvervolging oorspronkelijk werd ingesteld, tenzij deze rechtsvervolging betrekking heeft op een geval van grote schade voor de kuststaat, of de desbetreffende vlaggestaat herhaaldelijk zijn verplichtingen tot doeltreffende handhaving van de bepalingen van de van toepassing zijnde internationale regels en normen met betrekking tot door zijn schepen begane overtredingen heeft genegeerd. De vlaggestaat stelt te zijner tijd aan de Staat die eerder de rechtsvervolging had ingesteld een volledig dossier van de zaak en de akten van de rechtsvervolging ter beschikking, wanneer de vlaggestaat de schorsing van de rechtsvervolging heeft verzocht overeenkomstig dit artikel. Wanneer de door de vlaggestaat ingestelde rechtsvervolging tot een einde is gebracht, wordt de geschorste rechtsvervolging beëindigd. Bij betaling van de met betrekking tot een zodanige rechtsvervolging gemaakte kosten, wordt een borgstelling of andere financiële zekerheid verschaft in verband met de geschorste rechtsvervolging door de kuststaat vrijgegeven.
2.
Strafrechtelijke vervolging tegen vreemde schepen wordt niet ingesteld na het verstrijken van drie jaar van de datum waarop de overtreding werd begaan en wordt niet door een Staat ondernomen ingeval een andere Staat een rechtsvervolging heeft ingesteld, zulks onder voorbehoud van de bepalingen vervat in het eerste lid.
3.
De bepalingen van dit artikel laten onverlet het recht van de vlaggestaat tot het nemen van maatregelen, met inbegrip van strafrechtelijke vervolging, overeenkomstig zijn wetten, ongeacht eerdere rechtsvervolging door een andere Staat.