Einde inhoudsopgave
Binnenvaartregeling
Artikel 3.1
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
16-12-2009, Stcrt. 2009, 20191 (uitgifte: 28-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1531)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2009, Stcrt. 2009, 20191 (uitgifte: 28-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1531)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
In dit hoofdstuk en de daarbij behorende bijlagen wordt verstaan onder:
Amsterdamse dekschuit: sleepvrachtschip dat uitsluitend geschikt is om door middel van kruisdraden op korte afstand achter een slepend schip te worden voortbewogen, of om langszij gekoppeld meegevoerd te worden, en dat:
- a.
aan de bovenzijde door een doorlopend waterdicht dek is afgesloten,
- b.
een lengte heeft van ten hoogste 40 m, en
- c.
niet is voorzien van verblijven, machinekamers of ketelruimen;
niet-vrijvarende veerpont: veerpont die tijdens de vaart door kabels, kettingen of anderszins aan een bepaalde vaarweg is gebonden;
skûtsje: zeilend passagiersschip:
- a.
met een lengte van ten hoogste 22 m en een breedte van ten hoogste 4 m,
- b.
dat is gebouwd voor 1950, en
- c.
dat de kenmerken van de eerdere bestemming als vrachtschip heeft behouden en waarvan het laadvermogen niet meer bedroeg dan 55 ton.