Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 15-04-2011
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2012, L 308).
- Bronpublicatie:
05-04-2011, PbEU 2011, L 101 (uitgifte: 15-04-2011, regelingnummer: 2011/36/EU)
- Inwerkingtreding
15-04-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2011, PbEU 2011, L 101 (uitgifte: 15-04-2011, regelingnummer: 2011/36/EU)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011, inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 2, en artikel 83, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Mensenhandel is een ernstig, vaak in het kader van georganiseerde misdaad gepleegd misdrijf, een grove schending van de fundamentele rechten en uitdrukkelijk verboden door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het voorkomen en bestrijden van mensenhandel is een prioriteit voor de Unie en de lidstaten.
- (2)
Deze richtlijn maakt deel uit van een mondiale actie tegen mensenhandel, die ook acties omvat waarbij derde landen zijn betrokken, zoals vermeld in het ‘Actiegericht document over het versterken van de externe dimensie van de Unie met betrekking tot bestrijding van de mensenhandel: naar een mondiale actie van de Europese Unie tegen de mensenhandel’, dat is goedgekeurd door de Raad op 30 november 2009. In dit verband moet beleid worden gevoerd gericht op derde landen die het land van oorsprong of doorvoerland van slachtoffers zijn, zulks met het oog op bewustwording, vermindering van de kwetsbaarheid, ondersteuning van en bijstand aan slachtoffers, bestrijding van de diepere oorzaken van mensenhandel en ondersteuning van deze derde landen bij het ontwikkelen van adequate regelgeving ter bestrijding van mensenhandel.
- (3)
In deze richtlijn wordt onderkend dat mensenhandel een genderspecifiek fenomeen is en dat vrouwen en mannen vaak om verschillende redenen aan mensenhandel ten prooi vallen. Daarom moeten bijstands- en ondersteuningsmaatregelen waar nodig ook genderspecifiek zijn. De stimulerende factoren kunnen verschillen naargelang van de betrokken sectoren, zoals mensenhandel voor de seksindustrie of met het oog op arbeidsuitbuiting in bijvoorbeeld de bouw, de landbouw of huishoudelijke slavernij.
- (4)
De Unie zet zich in voor de voorkoming en bestrijding van mensenhandel, en voor de bescherming van de rechten van de slachtoffers ervan. Hiertoe zijn Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad van 19 juli 2002 inzake bestrijding van mensenhandel(3), en een EU-plan inzake de beste praktijken, normen en procedures bij de voorkoming en bestrijding van mensenhandel(4) vastgesteld. Voorts wordt in het door de Europese Raad aangenomen programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger(5), duidelijk voorrang gegeven aan de bestrijding van mensenhandel. Andere maatregelen dienen in overweging te worden genomen, zoals steun bij de ontwikkeling van algemene gemeenschappelijke indicatoren van de Unie voor de identificatie van slachtoffers van mensenhandel, door de uitwisseling van beste praktijken tussen alle relevante actoren, met name openbare en particuliere sociale diensten.
- (5)
De wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten moeten blijven samenwerken met het oog op een versterkte bestrijding van mensenhandel. In verband hiermee is een nauwe grensoverschrijdende samenwerking, die ook het uitwisselen van informatie en het delen van beste praktijken omvat, alsmede een permanente open dialoog tussen de politiële, justitiële en financiële autoriteiten van de lidstaten, van essentieel belang. De coördinatie van het onderzoek naar en de vervolging van gevallen van mensenhandel moet worden vergemakkelijkt door de samenwerking met Europol en Eurojust te versterken, gemeenschappelijke onderzoeksteams in te stellen en uitvoering te geven aan Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures(6).
- (6)
De lidstaten moeten organisaties uit het maatschappelijk middenveld, waaronder op dit gebied erkende en actieve niet-gouvernementele organisaties die met slachtoffers van mensenhandel werken, stimuleren en nauw met hen samenwerken, meer bepaald in het kader van beleidsinitiatieven, voorlichtings- en bewustwordingscampagnes, onderzoeks- en onderwijsprogramma's en opleiding, alsook bij het monitoren en evalueren van de impact van maatregelen ter bestrijding van mensenhandel.
- (7)
In deze richtlijn wordt uitgegaan van een geïntegreerde, holistische en op mensenrechten gebaseerde aanpak van de strijd tegen mensenhandel en bij de uitvoering ervan moet rekening worden gehouden met Richtlijn 2004/81/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie(7), en met Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen(8). Verbetering van preventie, vervolging en bescherming van de rechten van de slachtoffers zijn belangrijke doelstellingen van deze richtlijn. De richtlijn hanteert daarnaast ook een contextueel gevarieerd concept van de verschillende verschijningsvormen van mensenhandel en beoogt elke specifieke vorm met de meest efficiënte middelen te bestrijden.
- (8)
Kinderen zijn kwetsbaarder dan volwassenen en lopen derhalve meer risico om het slachtoffer te worden van mensenhandel. Bij de toepassing van deze richtlijn moet, in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 1989, het belang van het kind voorop staan.
- (9)
Het Protocol van de Verenigde Naties van 2000 inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, en het Verdrag van de Raad van Europa van 2005 inzake de bestrijding van mensenhandel vormen essentiële stappen ter versterking van de internationale samenwerking in de strijd tegen mensenhandel. Het Verdrag van de Raad van Europa voorziet in een evaluatiemechanisme, dat bestaat uit een Groep van deskundigen inzake actie tegen mensenhandel (GRETA) en het Comité van de Partijen. Coördinatie tussen internationale organisaties met bevoegdheid in de strijd tegen de mensenhandel moet worden gesteund teneinde dubbel werk te voorkomen.
- (10)
Deze richtlijn laat het beginsel van non-refoulement onverlet, overeenkomstig het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 1951(Verdrag van Genève), en is in overeenstemming met artikel 4 en artikel 19, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
- (11)
Om het hoofd te kunnen bieden aan recente ontwikkelingen op het gebied van de mensenhandel, wordt in deze richtlijn, ten opzichte van Kaderbesluit 2002/629/JBZ, een ruimer concept gehanteerd van wat onder mensenhandel moet worden verstaan, en omvat ze bijgevolg ook andere vormen van uitbuiting. In de context van deze richtlijn moet onder gedwongen bedelarij worden verstaan, een vorm van gedwongen arbeid of dienstverlening in de zin van IAO-Verdrag nr. 29 uit 1930 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid. Uitbuiting van bedelarij, daaronder begrepen het voor de bedelarij inzetten van afhankelijke personen die het slachtoffer zijn van mensenhandel, valt dus alleen onder de definitie van mensenhandel als alle elementen van gedwongen arbeid of dienstverlening voorhanden zijn. Volgens de jurisprudentie daarover moet per geval worden bekeken of op rechtsgeldige wijze met de arbeid of dienstverlening is ingestemd. Een kind kan echter nooit worden geacht rechtsgeldig te hebben ingestemd. Onder ‘uitbuiting van criminele activiteiten’ moet worden verstaan uitbuiting van mensen bijvoorbeeld om zich bezig te houden met zakkenrollen, winkeldiefstal, drugshandel en soortgelijke strafbare feiten waarmee financieel gewin is gemoeid. De definitie omvat tevens mensenhandel met het oogmerk organen weg te nemen, wat een grove schending van de menselijke waardigheid en lichamelijke integriteit is, alsook onder meer andere handelswijzen zoals illegale adoptie of gedwongen huwelijken, voor zover deze de constitutieve elementen van mensenhandel omvatten.
- (12)
De strafmaat in deze richtlijn weerspiegelt de groeiende bezorgdheid van de lidstaten over de ontwikkeling van het fenomeen mensenhandel. Om dezelfde reden hanteert deze richtlijn als basis niveaus 3 en 4 van de Raadsconclusies van 24 en 25 april 2002 over de te volgen methode voor de harmonisatie van straffen. Wanneer het misdrijf in bepaalde omstandigheden wordt gepleegd, bijvoorbeeld wanneer het slachtoffer een zeer kwetsbaar persoon was, dienen strengere straffen te worden opgelegd. In het kader van deze richtlijn moet het begrip bijzonder kwetsbare personen minstens alle kinderen omvatten. Andere factoren waarmee bij de beoordeling van de kwetsbaarheid van het slachtoffer rekening kan worden gehouden, zijn bijvoorbeeld geslacht, zwangerschap, gezondheidsproblemen en handicaps. Wanneer het om een zeer ernstig misdrijf gaat, bijvoorbeeld wanneer het leven van het slachtoffer in gevaar was of het misdrijf gepaard ging met ernstige geweldpleging zoals foltering, gedwongen gebruik van drugs of medicijnen, verkrachting of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld, of wanneer het slachtoffer anderszins zeer ernstig letsel is toegebracht, moet dit ook tot uiting komen in een strengere strafmaat. Wanneer in deze richtlijn het begrip overlevering wordt gebruikt, moet dit worden geïnterpreteerd conform Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten(9). In het kader van de uitvoering van de straf kan rekening worden gehouden met de ernst van het misdrijf.
- (13)
Bij de bestrijding van mensenhandel moet ten volle gebruik worden gemaakt van bestaande instrumenten inzake de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de protocollen daarbij, het Verdrag inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven van de Raad van Europa van 1990, Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven(10), en Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen(11). Het gebruik van in beslag genomen en geconfisqueerde hulpmiddelen en de opbrengsten van in deze richtlijn bedoelde misdrijven om slachtoffers te kunnen bijstaan en te beschermen, hetgeen ook schadevergoeding van slachtoffers en grensoverschrijdende wetshandhavingsactiviteiten in de Unie ter bestrijding van mensenhandel inhoudt, moet worden aangemoedigd.
- (14)
De slachtoffers van mensenhandel moeten, conform de basisbeginselen van het rechtsstelsel van de betrokken lidstaten, worden beschermd tegen vervolging en bestraffing wegens criminele activiteiten, zoals het gebruik van valse documenten, en wegens strafbare feiten op grond van de prostitutie- of immigratiewetgeving, tot het plegen waarvan zij zijn gedwongen als rechtstreeks gevolg van het feit dat zij slachtoffer zijn van mensenhandel. Het doel van die bescherming is de mensenrechten van de slachtoffers te beschermen, verder slachtofferschap te voorkomen en hen aan te moedigen als getuige tegen de daders op te treden in de strafprocedure. Deze bescherming belet niet dat zij kunnen worden vervolgd of gestraft voor misdrijven die zij vrijwillig hebben begaan of waaraan zij vrijwillig hebben deelgenomen.
- (15)
Om succes te boeken bij het onderzoek en de vervolging ter zake van mensenhandel, mag het instellen ervan in principe niet afhangen van een aangifte of klacht van het slachtoffer. Als de aard van de feiten het vereist, moet vervolging mogelijk zijn gedurende een voldoende lange periode nadat het slachtoffer meerderjarig is geworden. De duur van deze voldoende lange periode dient vastgesteld te worden overeenkomstig het nationaal recht. Rechtshandhavingsambtenaren en officieren van justitie moeten een passende opleiding krijgen, onder meer met het oog op bevordering van de internationale rechtshandhaving en justitiële samenwerking. De personen belast met het onderzoek naar en de vervolging van dergelijke strafbare feiten, moeten middelen ter beschikking hebben die bij de bestrijding van georganiseerde en andere zware criminaliteit worden gebruikt. Deze middelen kunnen bestaan uit het aftappen van communicatie, het — ook elektronisch — schaduwen van personen, het controleren van bankrekeningen en andere vormen van financieel onderzoek.
- (16)
Om internationale criminele groepen die het centrum van hun activiteiten in een lidstaat hebben en die zich in derde landen aan mensenhandel schuldig maken doeltreffend te kunnen vervolgen, moet worden voorzien in rechtsmacht inzake het misdrijf van mensenhandel wanneer de dader onderdaan is van die lidstaat en het strafbare feit buiten het grondgebied van die lidstaat is gepleegd. Rechtsmacht kan tevens worden gevestigd wanneer de dader zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft in een lidstaat, wanneer het slachtoffer onderdaan is van een lidstaat of er zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft, of wanneer het strafbare feit is gepleegd ten voordele van een rechtspersoon die op het grondgebied van een lidstaat zijn zetel heeft, en het strafbare feit buiten het grondgebied van die lidstaat is gepleegd.
- (17)
Terwijl Richtlijn 2004/81/EG voorziet in de afgifte van een verblijfstitel aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel, en Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden(12) de uitoefening van het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten regelt voor de burgers van de Unie en hun familieleden, met inbegrip van bescherming tegen uitzetting, bevat deze richtlijn specifieke beschermende maatregelen voor alle slachtoffers van mensenhandel. Deze richtlijn heeft bijgevolg geen betrekking op de voorwaarden voor het verblijf van slachtoffers van mensenhandel op het grondgebied van de lidstaten.
- (18)
Slachtoffers van mensenhandel moeten hun rechten effectief kunnen doen gelden. Daarom moeten zij voor, tijdens en gedurende een passende termijn na de strafprocedure bijstand en ondersteuning kunnen krijgen. De lidstaten moeten voorzien in middelen om bijstand aan, ondersteuning en bescherming van slachtoffers te verlenen. De bijstand en ondersteuning moeten ten minste een aantal maatregelen omvatten waardoor het slachtoffer kan herstellen en aan de mensenhandelaars kan ontsnappen. Bij de praktische toepassing van dergelijke maatregelen moet, op basis van een individuele beoordeling conform de nationale procedures, rekening gehouden worden met de omstandigheden, de culturele context en de behoeften van de betrokkene. Bijstand en ondersteuning moeten aan iemand worden verleend zodra er een op redelijke gronden gebaseerde aanwijzing is dat hij het slachtoffer is geworden van mensenhandel, ongeacht diens bereidheid om als getuige op te treden. Aan het verlenen van bijstand en ondersteuning aan slachtoffers die niet legaal op het grondgebied van de betrokken lidstaat verblijven mogen, ten minste tijdens de bedenktijd, geen voorwaarden worden verbonden. Indien na voltooiing van de identificatieprocedure of na het verstrijken van de bedenktijd het slachtoffer niet geacht wordt in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning of niet anderszins rechtmatig in het land verblijft, of indien het slachtoffer het grondgebied van de lidstaat heeft verlaten, is de betrokken lidstaat op grond van deze richtlijn niet verplicht bijstand en ondersteuning te blijven verlenen aan de betrokkene. Indien nodig, bijvoorbeeld wanneer medische behandeling plaatsvindt wegens de ernstige fysieke of psychologische gevolgen van het misdrijf, of wanneer de veiligheid van het slachtoffer in het geding is wegens diens in de strafprocedure afgelegde verklaringen, moet gedurende een passende periode na de beëindiging van de strafprocedure verder bijstand en ondersteuning worden verleend.
- (19)
Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure(13) stelt een aantal rechten van het slachtoffer in de strafprocedure vast, waaronder het recht op bescherming en schadevergoeding. Voorts dienen slachtoffers van mensenhandel onverwijld toegang te krijgen tot juridisch advies en, overeenkomstig de rol die het toepasselijke rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, tot vertegenwoordiging in rechte, ook voor het vorderen van een schadevergoeding. Dit juridische advies en deze vertegenwoordiging zouden ook door de bevoegde instanties geleverd kunnen worden in het geval de schadevergoeding van de staat wordt gevorderd. Doel van het juridische advies is dat slachtoffers informatie en advies krijgen over de verschillende mogelijkheden waarover zij beschikken. Juridisch advies dient te worden verstrekt door iemand die een passende juridische opleiding heeft gekregen, maar dit hoeft niet noodzakelijk een jurist te zijn. Juridisch advies en, overeenkomstig de rol die het toepasselijke rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, vertegenwoordiging in rechte moeten kosteloos zijn, in elk geval als het slachtoffer over onvoldoende financiële middelen beschikt, en conform de interne procedures van de lidstaten beschikbaar zijn. Aangezien met name minderjarige slachtoffers doorgaans niet over die middelen beschikken, zijn juridisch advies en vertegenwoordiging in rechte voor hen in de praktijk gratis. Voorts moet, op basis van een individuele risicoanalyse die wordt uitgevoerd conform de nationale procedures, het slachtoffer worden beschermd tegen vergelding en intimidatie, en ervoor worden behoed dat het opnieuw aan mensenhandel ten prooi valt.
- (20)
Slachtoffers van mensenhandel die reeds hebben geleden onder het misbruik en de vernederende behandeling, zoals seksuele uitbuiting, seksueel misbruik, verkrachting, slavernijachtige praktijken of het wegnemen van organen, die gewoonlijk met mensenhandel gepaard gaan, moeten worden beschermd tegen secundaire victimisatie en bijkomende trauma's tijdens de strafprocedure. Het onnodig herhalen van ondervragingen tijdens onderzoek, vervolging en proces moet worden voorkomen, door bijvoorbeeld in voorkomend geval ondervragingen zo spoedig mogelijk in de loop van de procedure op video op te nemen. Daartoe dienen slachtoffers van mensenhandel tijdens het strafonderzoek en de strafprocedure een behandeling te genieten die is aangepast aan hun individuele behoeften. Bij de analyse van hun individuele behoeften moeten factoren in aanmerking worden genomen als hun leeftijd, of zij zwanger zijn, hun gezondheidstoestand, eventuele handicaps en andere persoonlijke omstandigheden, alsook de fysieke en psychologische gevolgen van de criminele activiteit waarvan de betrokkene het slachtoffer is geweest. Over de vraag of en hoe de behandeling wordt verstrekt, moet per geval worden beslist aan de hand van criteria die in het nationaal recht zijn vastgelegd, en van regels die voortvloeien uit de rechterlijke beoordelingsvrijheid, de rechtspraktijk en rechterlijke richtsnoeren.
- (21)
Bijstands- en ondersteuningsmaatregelen moeten op geïnformeerde wijze en in overleg met de slachtoffers worden verleend. De belangrijkste aspecten van deze maatregelen moeten derhalve ter kennis van de slachtoffers worden gebracht en de maatregelen mogen hen niet worden opgedrongen. Weigering van bijstand of ondersteuning door een slachtoffer mag niet tot gevolg hebben dat de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat ertoe worden verplicht te voorzien in alternatieve maatregelen voor het slachtoffer.
- (22)
Naast algemene maatregelen ten behoeve van de slachtoffers van mensenhandel, moeten de lidstaten voorzien in bijstand, ondersteuning en bescherming voor minderjarige slachtoffers. Deze specifieke maatregelen dienen, conform het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind, in het belang van het kind te worden getroffen. Indien de leeftijd van een slachtoffer van mensenhandel niet zeker is en er redenen zijn om aan te nemen dat deze leeftijd minder is dan 18 jaar, moet het slachtoffer als minderjarig worden beschouwd en onmiddellijk bijstand, ondersteuning en bescherming krijgen. Bijstands- en ondersteuningsmaatregelen voor minderjarige slachtoffers moeten gericht zijn op hun fysieke en psychosociale herstel en op een duurzame oplossing voor de betrokkene. Toegang tot onderwijs zal de maatschappelijke integratie van de minderjarige bevorderen. Omdat minderjarige slachtoffers van mensenhandel bijzonder kwetsbaar zijn, moeten aanvullende beschermingsmaatregelen beschikbaar zijn om hen te beschermen tijdens ondervragingen in het kader van het strafonderzoek en de strafprocedure.
- (23)
Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar niet-begeleide minderjarige slachtoffers van mensenhandel, aangezien zij zich in een erg kwetsbare situatie bevinden en derhalve specifieke bijstand en ondersteuning behoeven. Vanaf het ogenblik dat een niet-begeleid minderjarig slachtoffer van mensenhandel wordt geïdentificeerd en totdat er een duurzame oplossing wordt gevonden, moeten de lidstaten voorzien in opvangmaatregelen die aan de behoeften van de minderjarige beantwoorden, en moeten zij ervoor zorgen dat de toepasselijke procedurele waarborgen worden toegepast. De nodige maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat in voorkomend geval een voogd en/of een vertegenwoordiger voor de minderjarige worden/wordt aangesteld, teneinde diens belangen te vrijwaren. Er dient zo spoedig mogelijk een beslissing over de toekomst van elk niet-begeleid minderjarig slachtoffer te worden genomen met het oog op een duurzame oplossing op basis van een individuele beoordeling waarin de belangen van het kind moeten vooropstaan. Duurzame oplossingen zijn onder meer terugkeer en re-integratie in het land van herkomst of van terugkeer, integratie in het gastland, het verlenen van een internationale-beschermingsstatus of het verlenen van een andere status overeenkomstig het nationaal recht van de lidstaten.
- (24)
Indien er, overeenkomstig deze richtlijn, een voogd en/of een vertegenwoordiger voor het kind moet worden aangesteld, mogen deze functies door dezelfde persoon of door een rechtspersoon, een instelling of een instantie worden uitgeoefend.
- (25)
De lidstaten moeten een beleid ontwikkelen en/of hun beleid versterken om mensenhandel te voorkomen, onder meer met maatregelen om de vraag, die de voedingsbodem is voor alle vormen van uitbuiting, te ontmoedigen en te doen afnemen en maatregelen om het risico dat mensen het slachtoffer worden van mensenhandel te verminderen, door middel van onderzoek, inclusief onderzoek naar nieuwe vormen van mensenhandel, informatie, bewustwording en educatie. De lidstaten moeten bij dergelijke initiatieven oog hebben voor genderkwesties en de rechten van het kind. Functionarissen die mogelijk in contact komen met slachtoffers of potentiële slachtoffers van mensenhandel, moeten een passende opleiding krijgen om dergelijke slachtoffers te herkennen en met hen om te gaan. Deze opleidingsverplichting moet worden aangemoedigd voor leden van de onderstaande categorieën die met slachtoffers in contact kunnen komen: politiefunctionarissen, grenswachten, immigratiefunctionarissen, officieren van justitie, advocaten, leden van de rechterlijke macht en gerechtsfunctionarissen, arbeidsinspecteurs, sociale, kinder- en gezondheidswerkers en consulair personeel, maar ook, afhankelijk van lokale omstandigheden, voor andere groepen overheidspersoneel die bij de uitoefening van hun taak in contact kunnen komen met slachtoffers van mensenhandel.
- (26)
In Richtlijn 2009/52/EG zijn sancties vastgesteld voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die, zonder te zijn verdacht van of veroordeeld wegens mensenhandel, werk of diensten laten verrichten door een persoon van wie zij weten dat hij het slachtoffer van mensenhandel is. De lidstaten dienen daarnaast de mogelijkheid te overwegen sancties op te leggen aan eenieder die diensten, van welke aard ook, laat verrichten door iemand in de wetenschap dat deze persoon het slachtoffer van mensenhandel is. Deze ruimere strafbaarstelling zou ook kunnen gelden voor het gedrag van werkgevers van legaal verblijvende onderdanen van derde landen en burgers van de Unie, en voor de gebruikers van seksuele diensten van een slachtoffer van mensenhandel, ongeacht hun nationaliteit.
- (27)
De lidstaten moeten, op de wijze die volgens hen het best beantwoordt aan hun interne organisatie, bijvoorbeeld door een nationaal rapporteur aan te stellen of een mechanisme van soortgelijke strekking in te stellen, voorzien in een nationaal controlesysteem met een minimale structuur voor het vervullen van een aantal omschreven taken, dat ten doel heeft tendensen op het gebied van mensenhandel te monitoren, statistieken te verzamelen, de resultaten van maatregelen ter bestrijding van mensenhandel te meten, en regelmatig te rapporteren. Dergelijke nationale rapporteurs of mechanismen van soortgelijke strekking zijn reeds vertegenwoordigd in een informeel EU-netwerk dat met de Raadsconclusies inzake de oprichting van een informeel EU-netwerk van nationale rapporteurs of gelijkwaardige mechanismen ter bestrijding van mensenhandel van 4 juni 2009 is ingesteld. Een coördinator voor de bestrijding van mensenhandel neemt deel aan de werkzaamheden van dit netwerk dat de Unie en de lidstaten voorziet van objectieve, betrouwbare, vergelijkbare en actuele strategische gegevens inzake mensenhandel en waarin ervaringen en beste praktijken voor het voorkomen en bestrijden van mensenhandel op het niveau van de Unie worden uitgewisseld. Het Europees Parlement moet kunnen deelnemen aan de gezamenlijke activiteiten van de nationale rapporteurs of de mechanismen van soortgelijke strekking.
- (28)
Ter beoordeling van de resultaten van maatregelen ter bestrijding van mensenhandel moet de Unie werk blijven maken van methodologieën en gegevensverzamelingsmethoden om vergelijkbare statistieken op te stellen.
- (29)
In het licht van het programma van Stockholm en met het oog op de ontwikkeling van een geconsolideerde Uniestrategie tegen mensenhandel die ten doel heeft de inzet en de inspanningen van de Unie en de lidstaten ter voorkoming en bestrijding van deze handel verder te versterken, moeten de lidstaten de taken van een coördinator voor de bestrijding van mensenhandel vergemakkelijken, zoals daar zijn het verbeteren van de coördinatie en samenhang tussen de instellingen en agentschappen/bureaus van de Unie en tussen de lidstaten en internationale actoren, het voorkomen van dubbel werk, bijdragen aan de uitwerking van bestaande of nieuwe beleidsmaatregelen en strategieën van de Unie die van belang zijn voor de bestrijding van mensenhandel of het rapporteren aan instellingen van de Unie.
- (30)
Deze richtlijn beoogt de bepalingen van Kaderbesluit 2002/629/JBZ te wijzigen en uit te breiden. Aangezien de aan te brengen wijzigingen talrijk en ingrijpend zijn, dient het kaderbesluit, met het oog op duidelijkheid, volledig te worden vervangen voor wat de lidstaten die deelnemen aan de vaststelling van deze richtlijn betreft.
- (31)
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord ‘Beter wetgeven’(14) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
- (32)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, te weten de bestrijding van mensenhandel, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en effecten van de maatregelen beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
- (33)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en is in overeenstemming met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, inzonderheid de menselijke waardigheid, het verbod van slavernij, dwangarbeid en mensenhandel, het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, de rechten van het kind, het recht op vrijheid en veiligheid, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht en het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen. Deze richtlijn beoogt in het bijzonder de onverkorte eerbiediging van deze rechten en beginselen te waarborgen en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd.
- (34)
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn wenst deel te nemen.
- (35)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.
- (36)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van 21 oktober 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
Standpunt van het Europees Parlement van 14 december 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 maart 2011.
PB L 203 van 1.8.2002, blz. 1.
PB C 311 van 9.12.2005, blz. 1.
PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.
PB L 328 van 15.12.2009, blz. 42.
PB L 261 van 6.8.2004, blz. 19.
PB L 168 van 30.6.2009, blz. 24.
PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1.
PB L 182 van 5.7.2001, blz. 1.
PB L 68 van 15.3.2005, blz. 49
PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.
PB L 82 van 22.3.2001, blz. 1.
PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.