Einde inhoudsopgave
Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten
Artikel 6 Derde categorie aanvullend
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
13-12-2021, Stb. 2021, 629 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2021, Stb. 2021, 629 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Boeten en maatregelen
1.
Onverminderd artikel 5 worden de verplichtingen op grond van de WW en de IOW ingedeeld in de derde categorie voor zover zij betrekking hebben op:
- a.
het voorkomen werkloos te zijn of te blijven door in onvoldoende mate te trachten passende of algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of door in verband met de te verrichten arbeid eisen te stellen die het aanvaarden of verkrijgen van passende of algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren, bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel b, ten eerste en ten vierde, van de WW en artikel 15, onderdelen b en d, van de IOW; of
- b.
het nakomen van op grond van hoofdstuk VI van de WW opgelegde verplichtingen, bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel i, van die wet.
2.
Onverminderd artikel 5 worden de verplichtingen op grond van de ZW ingedeeld in de derde categorie voor zover zij betrekking hebben op:
- a.
het meewerken aan door zijn werkgever of door een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, die erop gericht zijn de verzekerde in staat te stellen passende arbeid te verrichten, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel m, van die wet;
- b.
het verrichten van voldoende re-integratie-inspanningen in de periode voorafgaand aan de aangifte door de werkgever van de ongeschiktheid tot werken van de verzekerde, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel m, van die wet; of
- c.
het trachten te verkrijgen van passende arbeid door de zieke werknemer, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van die wet.
3.
Onverminderd artikel 5 wordt ingedeeld in de derde categorie de verplichting op grond van artikel 28, onderdeel h, van de WAO, die betrekking heeft op:
- a.
het meewerken aan door zijn werkgever of door een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, die erop gericht zijn de belanghebbende in staat te stellen passende arbeid te verrichten; of
- b.
het verrichten van voldoende re-integratieinspanningen in de periode voorafgaand aan de aanvraag voor toekenning van WAO-uitkering.
4.
De verplichtingen op grond van de Wet WIA, de IOW, de ZW en de Wajong worden ingedeeld in de derde categorie voor zover zij betrekking hebben op:
- a.
het voorkomen van het ontstaan en bestaan van een recht op uitkering, bedoeld in artikel 28 van de Wet WIA;
- b.
het vergroten van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid, bedoeld in artikel 29 van de Wet WIA, artikel 14, tweede lid, onderdeel c, van de IOW, artikel 29g van de ZW en artikel 2:31, tweede lid, onderdelen d en e, van de Wajong; of
- c.
inschakeling in de arbeid, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Wet WIA, artikel 30, eerste lid, onderdelen b en c, van de ZW en artikel 2:32, tweede lid, onderdelen c en d, van de Wajong.
5.
Onverminderd artikel 5 wordt ingedeeld in de derde categorie de verplichting om het bestaan van arbeidsongeschiktheid of verminderde arbeidsgeschiktheid te beperken, bedoeld in artikel 2:8, eerste lid, van de Wajong.