Einde inhoudsopgave
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 2:31 Plichten gericht op het vergroten van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2021, 627 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken: 35897)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, Stb. 2021, 628 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
1.
De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning is verplicht in voldoende mate te trachten mogelijkheden tot het verrichten van passende arbeid te behouden of te verkrijgen.
2.
Ter naleving van de plicht, bedoeld in het eerste lid, is de jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning in elk geval verplicht:
- a.
zich geneeskundig te laten behandelen of aanwijzingen van een arts op te volgen indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het re-integratiebedrijf in opdracht van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen daartoe opdracht geeft en de behandeling of de aanwijzing bijdraagt aan genezing of aan behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, en zijn genezing niet te belemmeren;
- b.
mee te werken aan het opstellen van het re-integratieplan, bedoeld in artikel 30a, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
- c.
te voldoen aan verplichtingen die zijn opgenomen in het re-integratieplan, bedoeld in artikel 30a, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
- d.
mee te werken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op inschakeling in de arbeid, die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen wenselijk acht voor verkrijging van de mogelijkheden tot het verrichten van passende arbeid;
- e.
mee te werken aan aanpassing van de arbeidsplaats en aan persoonsgebonden voorzieningen die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt voor verkrijging van mogelijkheden tot het verrichten van passende arbeid en zo nodig te trachten die aanpassing en die voorzieningen te verkrijgen.
3.
De verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn niet van toepassing op de persoon die een dienstbetrekking heeft als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening of die naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet in staat is tot het verrichten van passende arbeid.
4.
In het re-integratieplan, bedoeld in artikel 30a, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, kan voor de jonggehandicapte de verplichting worden opgenomen om een aanbod van concrete passende arbeid te accepteren.