Einde inhoudsopgave
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 2:32 Plichten gericht op inschakeling in de arbeid
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2021, 627 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken: 35897)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, Stb. 2021, 628 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Algemeen
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Bijzondere onderwerpen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
1.
De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning en zijn resterende verdiencapaciteit niet volledig benut, is verplicht zich als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te laten registreren, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hem dit opdraagt. De verplichting, bedoeld in de eerste zin, is niet van toepassing op de jonggehandicapte die een dienstbetrekking heeft als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening of die naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet in staat is tot het verrichten van passende arbeid.
2.
De jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning en arbeid in dienstbetrekking verricht is verplicht:
- a.
zich te onthouden van verwijtbaar gedrag dat aangemerkt kan worden als een dringende reden in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
- b.
de dienstbetrekking niet door of op zijn verzoek te laten beëindigen zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd;
- c.
in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen;
- d.
geen eisen te stellen in verband met de door hem te verrichten arbeid die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
3.
Het door de jonggehandicapte, bedoeld in het tweede lid, niet voeren van verweer tegen of het instemmen met een beëindiging van de dienstbetrekking door of op verzoek van de werkgever leidt niet tot overtreding van de verplichting, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel a.
4.
In dit hoofdstuk wordt onder passende arbeid verstaan algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld op grond waarvan aan jonggehandicapten die recht hebben op arbeidsondersteuning in individuele gevallen tijdelijk ontheffing kan worden verleend van de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c of d.