Einde inhoudsopgave
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Artikel 30a Taak re-integratie van personen en arbeidsbemiddeling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
27-05-2020, Stb. 2020, 173 (uitgifte: 18-06-2020, kamerstukken: 35213)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2020, Stb. 2020, 174 (uitgifte: 18-06-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft tot taak de inschakeling in het arbeidsproces te bevorderen van:
- a.
personen die recht hebben op een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van wetten als bedoeld in artikel 30, eerste lid;
- b.
werknemers, die kunnen aantonen dat de dienstbetrekking binnen vier maanden zal eindigen en van wie naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen redelijkerwijs valt aan te nemen dat zij recht zullen hebben op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet;
- c.
personen die ingezetene zijn als bedoeld in artikel 1:2 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervinden of hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs.
2.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft tot taak het registreren van werkzoekenden en van vacatures van werkgevers en het voordragen van geschikte vacatures aan werkzoekenden en het voordragen van geschikte werkzoekenden voor vacatures. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen maakt in dit kader afspraken met werkgevers op basis waarvan concrete, passende arbeid kan worden aangeboden aan personen, die aanspraak maken op ziekengeld op grond van de Ziektewet of die ten minste 52 weken onafgebroken recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet hebben gehad. Voor het bepalen van het tijdvak van 52 weken worden perioden meegeteld waarin ten hoogste gedurende vier weken geen recht op uitkering bestaat. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen maakt in dit kader tevens afspraken met werkgevers op basis waarvan concrete, passende arbeid kan worden aangeboden aan personen die recht op arbeidsondersteuning of recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
3.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft de taak, bedoeld in het eerste lid, niet:
- a.
ten aanzien van personen, bedoeld in het eerste lid, indien het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, derde lid, onderdeel c, en zevende lid, van de Participatiewet die personen ondersteunt en aan die personen voorzieningen aanbiedt;
- b.
ten aanzien van personen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen op grond van hoofdstuk 6 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
- c.
ten aanzien van de verzekerde, bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, tenzij de artikelen 72, derde lid, 82, tweede lid, of 133l, tweede lid, van die wet van toepassing zijn en ten aanzien van de personen, bedoeld in artikel 63a van de Ziektewet, voor de betaling van het ziekengeld aan wie de eigenrisicodrager in de zin van de Ziektewet het risico draagt;
- d.
indien artikel 72a van de Werkloosheidswet van toepassing is;
- e.
ten aanzien van de werknemer, bedoeld in artikel 29b van de Ziektewet.
- f.
ten aanzien van de jonggehandicapte die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
4.
Nadat het recht op een uitkering op grond van wetten als bedoeld in artikel 30, eerste lid, uitgezonderd de wettelijke ziekengeldverzekering en het recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, is vastgesteld, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien gelet op de aard van de uitkering het eerste lid van toepassing is, in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde een re-integratievisie vast waarin verplichtingen en rechten van de uitkeringsgerechtigde zijn vermeld.
5.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen evalueert, in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde, periodiek de re-integratievisie en kan deze bijstellen.
6.
Indien de re-integratievisie dan wel het participatieplan daartoe aanleiding geeft draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in het vierde lid, zorg voor een plan gericht op behoud en verkrijging van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid en inschakeling in arbeid. Het re-integratieplan wordt in samenspraak met de uitkeringsgerechtigde opgesteld. Voor zover noodzakelijk in verband met de aard van de voorziening, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de uitkeringsgerechtigde in de gelegenheid zelf een re-integratieplan op te stellen.
7.
In het re-integratieplan worden verplichtingen en rechten van de uitkeringsgerechtigde vermeld voor zover die niet in de re-integratievisie zijn vermeld.
8.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht de werkzaamheden, bedoeld in het vierde tot en met zevende lid, niet ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en niet ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde op grond van de Werkloosheidswet behalve:
- a.
wanneer een werknemer gedurende de eerste dertien weken van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte hierdoor niet beschikbaar voor arbeid is of minder beschikbaar voor arbeid is dan het aantal arbeidsuren dat hij heeft verloren;
- b.
wanneer na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, of het tijdvak, bedoeld in artikel 24, eerste lid, 25, negende lid, 26, tweede, lid, tweede zin, van die wet, 629, elfde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, 29, tiende lid, onderdeel a, of 76a, zesde lid, onderdeel a, van de Ziektewet, geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, maar op grond van de Werkloosheidswet;
- c.
wanneer na afloop van het tijdvak van 52 weken, bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, van de Ziektewet, niet langer een recht op een uitkering op grond van de Ziektewet bestond, omdat de verzekerde in staat is met arbeid meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, maar een recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is ontstaan.
9.
Uitgezonderd uitkeringsgerechtigden als bedoeld in het achtste lid, laat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de werkzaamheden in het kader van zijn taak, bedoeld in het eerste en zesde lid, in elk geval indien het personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt betreft, verrichten door een re-integratiebedrijf.
10.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor het derde en het negende lid in ieder geval voor de situaties van samenloop van de taak, bedoeld in het eerste lid met de vergelijkbare taak van werkgevers of in geval van samenloop van uitkeringen, de inhoud van de overeenkomst met het re-integratiebedrijf, de verwerking van gegevens en de soort werkzaamheden.