Einde inhoudsopgave
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 28 Plichten ter voorkoming van ontstaan en bestaan van recht op uitkering op grond van deze wet
Geldend
Geldend vanaf 29-12-2005
- Bronpublicatie:
22-12-2005, Stb. 2005, 710 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 30318)
10-11-2005, Stb. 2005, 572 (uitgifte: 22-11-2005, kamerstukken: 30034)
- Inwerkingtreding
29-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2005, Stb. 2005, 711 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
02-12-2005, Stb. 2005, 619 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Re-integratie
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verplichtingen
1.
De verzekerde voorkomt het ontstaan van arbeidsongeschiktheid of verminderde arbeidsgeschiktheid en beperkt het bestaan van arbeidsongeschiktheid of verminderde arbeidsgeschiktheid, voorzover dit redelijkerwijs van hem verwacht mag worden.
2.
De verzekerde is gedurende de wachttijd alsmede het verlengde tijdvak, bedoeld in artikel 24, eerste lid, en het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, verplicht:
- a.
mee te werken aan door zijn werkgever of door een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om hem in staat te stellen passende arbeid te verrichten; en
- b.
voldoende reïntegratie-inspanningen te verrichten;
- c.
een naar algemeen medische maatstaven adequate behandeling te ondergaan voor zijn ziekte of gebrek.
Voor de toepassing van dit artikellid wordt onder werkgever mede verstaan de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Ziektewet.
3.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de persoon die tijdens de wachttijd, met uitzondering van de eerste dag van die wachttijd, geen verzekerde is op grond van deze wet.