Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Artikel 155 De Herzieningsconferentie
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Vijftien jaar na 1 januari van het jaar waarin de eerste commerciële produktie op grond van een goedgekeurd werkplan aanvangt, roept de Vergadering een conferentie bijeen voor de herziening van de bepalingen in dit Deel en de desbetreffende Bijlagen, waarbij het stelsel van exploratie en exploitatie van de rijkdommen van het Gebied wordt geregeld. De Herzieningsconferentie beziet tot in bijzonderheden, in het licht van de tijdens die periode opgedane ervaring:
- a.
of de bepalingen van dit Deel, waarbij het stelsel van exploratie en exploitatie van de rijkdommen van het Gebied wordt geregeld, in alle opzichten aan hun doel hebben beantwoord, met inbegrip van de vraag of zij de gehele mensheid ten goede zijn gekomen;
- b.
of, tijdens de periode van 15 jaar, gereserveerde gebieden zijn geëxploiteerd op een doeltreffende en evenwichtige wijze, vergeleken met niet-gereserveerde gebieden;
- c.
of de ontginning en het gebruik van het Gebied en zijn rijkdommen zijn ondernomen op een wijze waardoor de gezonde ontwikkeling van de wereldeconomie en de evenwichtige groei van het internationale handelsverkeer zijn bevorderd;
- d.
of monopolisering van werkzaamheden in het Gebied is voorkomen;
- e.
of het in de artikelen 150 en 151 vervatte beleid zijn doelen heeft bereikt;
- f.
of het stelsel heeft geleid tot een billijke verdeling van de uit werkzaamheden in het Gebied opgekomen voordelen, zulks met bijzondere inachtneming van de belangen en behoeften van de ontwikkelingsstaten.
2.
De Herzieningsconferentie verzekert de handhaving van het beginsel van het gemeenschappelijk erfdeel van de mensheid, de internationale regeling waarmede wordt beoogd een billijke exploitatie te verzekeren van de rijkdommen van het Gebied ten bate van alle landen, vooral de ontwikkelingsstaten, en een Autoriteit die de werkzaamheden in het Gebied organiseert, leidt en er toezicht op uitoefent. Zij verzekert tevens de handhaving van de in dit Deel vervatte beginselen ten aanzien van de uitsluiting van aanspraken op of de uitoefening van soevereiniteit over enig deel van het Gebied, de rechten van Staten en hun algemeen optreden met betrekking tot het Gebied en hun deelneming aan werkzaamheden in het Gebied overeenkomstig dit Verdrag, de voorkoming van monopolisering van werkzaamheden in het Gebied, het gebruik van het Gebied uitsluitend voor vreedzame doeleinden, de economische aspecten van werkzaamheden in het Gebied, wetenschappelijk zeeonderzoek, overdracht van technologie, bescherming van het mariene milieu, bescherming van mensenlevens, rechten van kuststaten, de juridische status van de boven het Gebied gelegen wateren en van het luchtruim boven die wateren en verenigbaarheid van werkzaamheden in het Gebied en met andere activiteiten in het mariene milieu.
3.
De besluitvormingsprocedure die geldt voor de Herzieningsconferentie is dezelfde als die welke gold tijdens de Derde Conferentie van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee. De conferentie stelt alles in het werk om door middel van consensus overeenstemming omtrent wijzigingen te bereiken en er wordt over deze aangelegenheden niet gestemd totdat alle middelen om tot een consensus te komen zijn uitgeput.
4.
Indien de Herzieningsconferentie vijf jaar nadat zij is aangevangen, geen overeenstemming heeft bereikt omtrent het stelsel van exploratie en exploitatie van de rijkdommen van het Gebied, kan zij tijdens de daarop volgende 12 maanden bij een meerderheid van drie vierde van de Staten die Partij zijn, besluiten de door haar noodzakelijk en passend geachte wijzigingen, waarbij het stelsel wordt gewijzigd of veranderd aan te nemen en voor bekrachtiging of toetreding voor te leggen aan de Staten die Partij zijn. Deze wijzigingen treden voor alle Staten die Partij zijn in werking 12 maanden na de nederlegging van akten van bekrachtiging of toetreding door drie vierde van de Staten die Partij zijn.
5.
Ingevolge dit artikel door de Herzieningsconferentie aangenomen wijzigingen laten krachtens bestaande contracten verworven rechten onverlet.