Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee
Artikel 150 Beleid ten aanzien van werkzaamheden in het Gebied
Geldend
Geldend vanaf 16-11-1994
- Bronpublicatie:
10-12-1982, Trb. 1984, 55 (uitgifte: 22-06-1984, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-11-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1996, Trb. 1996, 272 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
Werkzaamheden in het Gebied worden, zoals speciaal bepaald in dit Deel, op zodanige wijze verricht dat daardoor een gezonde ontwikkeling van de wereldeconomie en een evenwichtige groei van het internationale handelsverkeer worden gestimuleerd en internationale samenwerking voor de algemene ontwikkeling van alle landen, vooral de ontwikkelingsstaten, wordt bevorderd en ten einde te verzekeren:
- a.
de ontginning van de rijkdommen van het Gebied;
- b.
het ordelijke, veilige en rationale beheer van de rijkdommen van het Gebied, met inbegrip van het doelmatig verrichten van werkzaamheden in het Gebied en, overeenkomstig de gezonde beginselen van het natuurbehoud, het vermijden van nodeloze verspilling;
- c.
de uitbreiding van kansen voor deelneming aan zulke werkzaamheden overeenkomstig met name de artikelen 144 en 148;
- d.
deelneming in inkomsten door de Autoriteit en de overdracht van technologie aan de Onderneming en aan ontwikkelingsstaten zoals bepaald in dit Verdrag;
- e.
het toenemend overeenkomstig de behoeften beschikbaar komen van uit het Gebied gewonnen delfstoffen, te zamen met delfstoffen, gewonnen uit andere bronnen, ten einde de voorziening van de gebruikers met deze delfstoffen te waarborgen;
- f.
de bevordering van rechtvaardige stabiele prijzen die lonend zijn voor de producenten en billijk voor de gebruikers, voor delfstoffen gewonnen uit zowel het Gebied als uit andere bronnen en de bevordering van evenwicht op lange termijn tussen vraag en aanbod;
- g.
de vergroting van kansen voor alle Staten die Partij zijn, ongeacht hun sociale en economische stelsel of geografische ligging, deel te nemen in het ontginnen van de rijkdommen van het Gebied en de voorkoming van monopolisering van werkzaamheden in het Gebied;
- h.
de bescherming van ontwikkelingslanden tegen nadelige gevolgen voor hun economie of hun inkomsten uit export, voortvloeiend uit een verlaging van de prijs van een delfstof die behoort tot die welke uit het Gebied worden gewonnen, of een vermindering van de omvang van de export van die delfstof, voor zover deze verlaging of vermindering wordt veroorzaakt door werkzaamheden in het Gebied, zoals bepaald in artikel 151;
- i.
het ontginnen van het gemeenschappelijk erfdeel ten bate van de gehele mensheid; en
- j.
dat de voorwaarden voor toegang tot de markten voor de invoer van uit de rijkdommen van het Gebied geproduceerde delfstoffen en voor de invoer van uit deze delfstoffen vervaardigde basisprodukten niet gunstiger zijn dan de gunstigste die gelden voor invoer uit andere bronnen.