Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.2.2:3.2.2 Opzet
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.2.2
3.2.2 Opzet
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS621720:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Resolutie van 27 maart 1984, nr. 585-8424, V-N 1984/710, punt 9, later ingetrokken bij Resolutie van 5 oktober 1992, nr. AFZ92/6318, V-N 1992/3035.
HR 3 december 2010, nr. 09/04514, BNB 2011/59, overweging 3.4.1 en 3.4.2.
Zie ook J.W. Ilsink, Enkele gedachten over het fiscale pleitbare standpunt in belastingzaken, in: L.J.A. Pieterse (red.), Draaicirkels van formeel belastingrecht, Amersfoort: Sdu Uitgevers 2009, p. 210 en F.J.P.M Haas, Bestuurlijke boeten in het belastingrecht, Deventer: FED 2012, p. 23.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wanneer is sprake van opzet? Opzet is destijds in de toelichting bij paragraaf 15.2 van de Leidraad Administratieve Boeten 1984 omschreven als ‘het willens en wetens of bewust handelen of nalaten met het oogmerk belasting te ontduiken’.1 Daarbij kan onder andere worden gedacht aan het bewust in de aangifte opnemen van een onjuist standpunt teneinde tot een lager belastingbedrag te komen.
Van opzet is in deze context dus sprake indien een belastingplichtige (1) willens en wetens of bewust onjuist handelt of nalaat, dus ook willens en wetens een onjuist standpunt inneemt; en (2) daarbij het oogmerk heeft om belasting te ontduiken. Met het criterium ‘willens en wetens’ moet de belastingplichtige zich er ook van bewust zijn dat hij onjuist handelt of een onjuist standpunt inneemt. De termen ‘willens en wetens’ en ‘bewust’ zijn dus een beetje dubbelop. Zonder bewustheid is er overigens geen sprake van kwade trouw en zou een boete op die grond achterwege moeten blijven. In § 25, lid 3 BBBB is vastgelegd wat thans wordt verstaan onder opzet: ‘Opzet is het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen of betalen van belasting.’
Er wordt niet meer expliciet gerefereerd aan bewustheid van de zijde van de belastingplichtige. De term ‘willens en wetens’ impliceert echter dat de belastingplichtige zich bewust moet zijn van de fiscale consequenties van zijn handelen of nalaten. Dat voor het in aanmerking nemen van opzet bewustheid van de zijde van de belastingplichtige vereist is, blijkt ook uit het arrest van de Hoge Raad van 3 december 2010. In dit arrest wordt ook een duidelijke relatie gelegd dus de bewustheid van een belastingplichtige en kwade trouw van de zijde van de belastingplichtige:
‘De omstandigheid dat een belastingplichtige had moeten weten dat zijn aangifte onjuist of onvolledig is, brengt niet mee dat hem de voor opzet vereiste bewustheid met betrekking tot die onjuistheid of onvolledigheid kan worden verweten. Nu het Hof in zijn uitspraak niet heeft vastgesteld of die bewustheid in dit geval aanwezig was, kan die uitspraak niet in stand blijven. Het eerste middel behoeft voor het overige geen bespreking.
(…) Verwijzing moet volgen voor een hernieuwd onderzoek naar de vraag of sprake was van kwade trouw. Daarbij verdient opmerking dat in een geval als het onderhavige, waarin een te lage aanslag is opgelegd als gevolg van onjuiste of onvolledige informatieverstrekking in de aangifte, slechts sprake is van kwade trouw indien de daarvoor vereiste bewustheid aanwezig was ten tijde van het doen van die aangifte’2
Om een vergrijpboete op te kunnen leggen, moet de opzet bovendien zijn gericht op de in artikel 67d, 67e en 67f AWR genoemde gedragingen. Dat wil zeggen dat de opzettelijke handeling daadwerkelijk gericht moet zijn op het onjuist doen van aangifte, het te laag vaststellen van het belastingbedrag, etc.3