Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.2.1:3.2.1 Inleiding
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.2.1
3.2.1 Inleiding
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS619294:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor het opleggen van een vergrijpboete moet sprake zijn van opzet waaraan het niet dan wel onjuist of onvolledig doen van aangifte is te wijten (artikel 67d AWR), opzet of grove schuld waaraan het te laag vaststellen van het belastingbedrag of het anderszins te weinig heffen van belasting is te wijten (artikel 67e AWR), dan wel opzet of grove schuld waaraan het niet, gedeeltelijk niet dan wel niet tijdig betalen van belasting is te wijten (artikel 67f AWR). De voorwaarde dat sprake moet zijn van opzet of grove schuld is ook terug te vinden in § 25, lid 1 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB). Op basis van die bepaling kunnen vergrijpboeten namelijk alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet. In § 25, lid 7 BBBB is vastgelegd dat bij minder dan grove schuld geen vergrijpboete wordt opgelegd. Deze laatste bepaling is gezien de tekst van artikel 67d, 67e en 67f AWR naar mijn idee overbodig.
Bij een primitieve aanslag kan alleen een boete worden opgelegd indien sprake is van opzet (artikel 67d AWR). Bij een navorderingsaanslag of naheffingsaanslag kan echter ook een boete worden opgelegd indien sprake is van opzet of grove schuld. De mogelijkheid tot het opleggen van een boete is bij een navorderingsaanslag of een naheffingsaanslag dus ruimer dan bij de primitieve aanslag.