Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/2.2.4.6
2.2.4.6 Dreigende vervalsing van de mededinging en ongunstige beïnvloeding van de intra-Europese handel
I.P.M Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS578656:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Artikel 3 lid 2 van de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, PbEG 2013, L352/01. Dit plafond geldt niet voor alle sectoren, zie overweging 3-8.
HvJ EG 26 september 2002, Spanje/Commissie, C-351/98, Jurispr. 2002, p. I-8031, punt 58; HvJ EG 21 juli 2005, Xunta de Galicia, C-71/04, Jurispr. 2005, p. I-7419, punt 40. Bepalend is niet de activiteit (die vaak lokaal van aard is) maar de markt waarop deze plaatsvindt en de onderneming die de steun ontvangt. Zo kan een lokale activiteit uitgevoerd worden door een onderneming die op de Europese markt opereert.
Bijvoorbeeld HvJ EG 26 september 2002, Spanje/Commissie, C-351/98, Jurispr. 2002, p. I-8031, punt 8. In deze zaak ging het bij de diensten die geacht werden het intra- Europese handelsverkeer niet te beïnvloeden om kleine of middelgrote ondernemingen die geen beroepsmatige vervoersbedrijven waren. Zie bijvoorbeeld Besluit van de Commissie van 7 november 2012, ‘Center for Visual Arts and Research’ staatssteunnummer SA.34466 (12/N), op te zoeken via http://ec.europa.eu/competition/ elojade/isef/index.cfm, (laatst geraadpleegd 24 november 2015) onder nr. 25. Zie daarnaast de Ontwerpmededeling van de Commissie betreffende het begrip “staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, punt 196 en 197. Overigens zal de Commissie de tekst van de Ontwerpmededeling zeer waarschijnlijk aanpassen naar aanleiding van een aantal besluiten van 29 april 2015. Voor vindplaatsen zie Persbericht Europese Commissie, 29 april 2015, IP/15/4889, http://europa.eu/rapid/press-release_IP-15-4889_nl.htm (voor het laatst geraadpleegd op 24 november 2015).
HvJ EG 21 juli 2005, Xunta de Galicia, C-71/04, Jurispr. 2005, p. I-7419, punt 39.
HvJ EG 6 november 1990, Italië/Commissie, C-86/89, Jurispr. 1990, p. I-3891, punt 7.
HvJ EG 29 april 2004, Italië/Commissie, C-298/00 P, Jurispr. 2004, p. I-4087, punt 54; HvJ EG 21 juli 2005, Xunta de Galicia, C-71/04, Jurispr. 2005, punt 41-43; GEA 28 november 2008, Hotel Cipriani/Commissie, Gevoegde zaken T-254/00, T-270/00 en T-277/00, Jurispr. 2008, p. II-3269, punt 247-248.
Bijvoorbeeld Besluit van de Commissie van 4 januari 2010, ‘State aid to Basque museums’, staatssteunnummer N1/2010, op te zoeken via http://ec.europa.eu/ competition/elojade/isef/index.cfm, (voor het laatst geraadpleegd 24 november 2015) onder nr. 33, zie ook Dekker 2015.
Persbericht Europese Commissie, 29 april 2015, IP/15/4889, http://europa.eu/rapid/press-release_IP-15-4889_nl.htm (voor het laatst geraadpleegd op 24 november 2015). Zie voor een bespreking Dekker 2015.
HvJ EG 7 mei 1985, Commissie/Frankrijk, 18/84, Jurispr. 1985, p. 1339, punt 13.
55. De Commissie moet beoordelen of een voornemen tot het verlenen van steun voldoet aan de voorwaarden. In sommige gevallen blijkt reeds uit de omstandigheden waaronder de steun wordt verleend, dat hij het tussenstaatse handelsverkeer ongunstig zal beïnvloeden en de mededinging zal (dreigen te) vervalsen. Steun die onder de de-minimisdrempel van 200.000 euro per drie belastingjaren blijft, heeft geen potentiële invloed op de mededinging en het tussenstaatse handelsverkeer.1 Een daadwerkelijke beïnvloeding van het handelsverkeer is niet vereist. Voldoende is dat wordt vastgesteld dat een steunmaatregel het handelsverkeer ongunstig kan beïnvloeden. Aan de motivering van de Commissie ten aanzien van de beïnvloeding van de handel tussen verschillende EU-lidstaten en de vervalsing van de mededinging worden geen hoge eisen gesteld. Voldoende is dat de Commissie vermeldt dat een steunmaatregel boven de de-minimisdrempel komt, dat die maatregel geliberaliseerde diensten betreft en dat deze diensten naar hun aard tussen lidstaten kunnen worden verricht.2 Een voorbeeld van een dienst die naar zijn aard niet tussen lidstaten wordt verricht, is steun ter bevordering van de bouw van onmisbare ziekenhuizen of stadsvervoer ten behoeve van een eigen onderneming. Denk hierbij aan scholen of ondernemingen die vervoer verzorgen voor hun leerlingen of werknemers.3 Toch kan een steunmaatregel ten gunste van een ontvanger die zijn activiteiten plaatselijk uitoefent, leiden tot het aannemen van beïnvloeding van de handel tussen lidstaten.4 Om welk soort begunstigde het gaat, is in dit verband niet van belang. De mededinging wordt in beginsel vervalst wanneer ondernemingen een bijzonder voordeel genieten.5 Ook geringe steun kan de mededinging vervalsen, vooral als de mededinging intens is.6
56. Tot voor kort nam de Commissie vaak zekerheidshalve aan dat een steunmaatregel de intra-Europese handel kon beïnvloeden.7 In een zevental besluiten van 29 april 2015 oordeelde de Commissie echter dat geen sprake was van staatssteun. De reden hiervoor was dat de zeven maatregelen het handelsverkeer tussen de lidstaten waarschijnlijk niet in significantemate ongunstig zouden beïnvloeden.8 Dit is een behoorlijke omslag in vergelijking met het zekerheidshalve aannemen van een mogelijke beïnvloeding van de tussenstaatse handel. Het HvJ EU heeft nog geen oordeel heeft kunnen geven over de nieuwe zienswijze van de Commissie. Dit is van belang omdat het antwoord op de vraag of de nieuwe aanpak van de Commissie stand zal houden pas blijkt als het HvJ EU zich uitspreekt over deze kwestie.
Interessant is het standpunt dat Frankrijk verdedigde in 1985. In Frankrijk gold een fiscaal voordeel voor tijdschriften met een politieke inhoud indien deze tijdschriften hun uitgaven lieten drukken in Frankrijk. De Commissie stelde dat deze maatregel een inbreuk maakte op artikel 34 VWEU (oud: 28 EG) betreffende het vrij verkeer van goederen en dat het een onderdeel van een steunmaatregel zou kunnen zijn. Frankrijk betoogde dat het fiscale voordeel een steunmaatregel was en daarom inbreuk mocht maken op artikel 34 VWEU. Het Hof merkt eerst op dat de maatregel nooit is aangemeld. Vervolgens maakt het Hof korte metten met het standpunt van Frankrijk. Het Hof bepaalt dat de artikelen 107 tot en met 109 VWEU niet kunnen worden gebruikt om het vrij verkeer van goederen in te perken en op die manier artikel 34 VWEU aan de kant te zetten. Een beperking van het vrij verkeer van goederen wordt gekwalificeerd als een ongunstige beïnvloeding van de tussenstaatse handel. De bepalingen inzake staatssteun dienen juist om het vrij verkeer van goederen onder normale concurrentievoorwaarden te garanderen.9 De slotsom is dat staatssteun die inbreuk maakt op het vrij verkeer van goederen, onverenigbaar is met de interne markt.