Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/2.1
2.1 Inleiding
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS582311:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
In de praktijk worden de concurrentieregels voor ondernemingen aangeduid als het Europese kartelrecht. Het begrip ‘kartel’ slaat op concurrentiebeperkende overeenkomsten tussen ondernemingen. Mededinging (of concurrentie) is daarom een centraal begrip. Het begrip ‘kartel’ slaat vooral op concurrentiebeperkende overeenkomsten tussen ondernemingen in dezelfde bedrijfstak. Daarom gebruik ik het meer algemene begrip ‘mededingingsrecht’. Mok en Barents & Brinkhorst menen dat kartelrecht een verwarrende term is. Mok 2004, p. 1 en Barents & Brinkhorst 2012, p. 556.
Het Nederlandse mededingingsrecht sluit expliciet aan bij het Europese mededingingsrecht. Hetgeen in dit hoofdstuk opgemerkt wordt met betrekking tot het Europese recht, geldt mutatis mutandis ook voor het Nederlandse mededingingsrecht. Zie onder andere artikel 1 aanhef en sub e-h Mw. In dezelfde zin Mok 2004, p. 127 e.v. en Mok 2007, p. 563.
Artikel 87 en 88 EG oud.
Verdrag betreffende de Europese Unie, PbEU 2008, C115/13 (artikel 10 EG oud).
Barents & Brinkhorst 2012, p. 95-102. Het beginsel richt zich overigens ook tot de instellingen van de Europese Unie. Toen de EU nog de EG was, stond het beginsel ook bekend als ‘gemeenschapstrouw’.
Bijvoorbeeld: HvJ EG 4 mei 1988, Bodson/ Pompes Funèbres des Régions Libérées, 30/87, Jurispr. 1988, p. 2479, punt 33; HvJ EG 10 december 1991, Merci Conventionali Porto di Genova/Siderurgica Gabrielli, C-179/90, Jurispr. 1991, p. I-5889, punt 16-17; HvJ EG 30 maart 2006, Servizi Ausiliari Dottori Commercialisti/ Giuseppe Calafiori, C-451/03, Jurispr. 2006, p. I-2941, punt 23 en HvJ EG 31 januari 2008, Centro Europa/Ministero delle Communiczioni, C-380/05, Jurispr. 2008, p. I-349, punt 60.
Bijvoorbeeld: Van Gerven e.a. 1997, Whish & Bailey 2012 en Jones & Suffrin 2014.
21. De Europese Unie is gebaseerd op een open markteconomie met een vrije mededinging.1 Om een gezonde concurrentie te handhaven in Europa zijn regels nodig op Europees niveau. Het Europese mededingingsrecht is het geheel van regels dat grenzen stelt aan het concurrentie (beperkend) gedrag van ondernemingen en de overheidsbemoeienis met dit gedrag.2 Het doel is het bevorderen en beschermen van de concurrentie op de interne markt. Daarnaast is het mededingingsrecht geleidelijk aan gaan dienen om de consument te beschermen. Eerlijke mededinging is voor een open markteconomie van vitaal belang. Een effectieve inzet van productiemiddelen leidt tot lagere prijzen, betere producten en meer innovatie, waardoor meer welvaart mogelijk is. In dit onderzoek wordt alleen gekeken naar het Europese mededingingsrecht.3 De Europeesrechtelijke mededingingsregels zijn opgenomen in titel VII, hoofdstuk 1, eerste en tweede afdeling van het VWEU. De mededingingsregels richten zich met name tot ondernemingen, maar via artikel 4 lid 3 VEU en de bepalingen betreffende staatssteun (artikel 107 en 108 VWEU) dienen ook lidstaten zich te onthouden van concurrentiebeperkend gedrag.4 Artikel 4 lid 3 VEU verplicht de lidstaten tot loyale samenwerking.5 Deze samenwerking staat ook bekend onder de noemer ‘loyaliteitsplicht’: lidstaten zijn verplicht alle maatregelen te treffen die nodig zijn om toepassing te geven aan de bepalingen van het Unierecht en zich onthouden van het misbruiken van hun bevoegdheden.6 Want ook gedragingen van lidstaten (waaronder het verlenen van staatssteun) kunnen de mededinging beperken en de werkelijke totstandkoming van de interne markt belemmeren.
In dit hoofdstuk komt de inhoud van de mededingingsregels artikelsgewijs aan bod in paragraaf 2.1. De sectorspecifieke regels behandel ik niet omdat de betreffende regels aanvullende specifieke voorschriften en problemen hebben. Daarnaast bespreek ik artikel 106 VWEU betreffende openbare ondernemingen niet, omdat dit artikel veronderstelt dat tegelijkertijd een ander artikel van Unierecht is geschonden. Dit blijkt uit de expliciete verwijzing naar de artikelen 25 VEU en 101 tot en met 109 VWEU.7 Paragraaf 3.1 behandelt de publiekrechtelijke handhaving van de Europeesrechtelijke mededingingsregels. Dit hoofdstuk tracht nadrukkelijk niet het mededingingsrecht uitputtend te behandelen. Daarvoor verwijs ik naar handboeken.8 In dit hoofdstuk betreffende het mededingingsrecht wordt speciale aandacht geschonken aan de privaatrechtelijke kant van het mededingingsrecht.