Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/2.2.4.2
2.2.4.2 Voordeel begunstigde(n)
I.P.M Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS577489:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 21 maart 1991, Italië/Commissie, C-303/88, Jurispr. blz. I-1433, punt 57; HvJ EG 29 april 2004, Duitsland/Commissie, C-277/00, Jurispr. 2004, p. I-3925, punt 75.
HvJ EG 20 november 2003, GEMO, C-126/01, Jurispr. 2003, p. I-13769, punt 28-29; HvJ EG 1 juli 2008, Chronopost/UFEX, C-341/06 P en C342/06 P, Jurispr. 2008, p. I-000, punt 123.
HvJ EG 15 december 2005, Italië/Commissie, C-66/02, Jurispr. 2005, p. I-10901, punt 77.
Zie onder andere: HvJ EG 21 maart 1991, Italië/Commissie, C-305/89, Jurispr. 1991, p. I-1603, punt 18; HvJ EG 14 september 1994, Spanje/Commissie, C-42/93, Jurispr. 1994, p. I-4175, punt 14; HvJ EG 29 juni 1999,DMT, C-256/97, Jurispr. 1999, p. I-3913, punt 24; GEA 11 maart 2002,HAMSA/Commissie, T-152/99, Jurispr. 2002, p. II-3049, punt 126; HvJ EG 8mei 2003, SIM/Commissie, Gevoegde zaken C-328/99 en C-399/ 00, Jurispr. 2003, p. I-4035, punt 38; HvJ EG 3 juli 2003, Chronopost en Franse Republiek /Ufex e.a., Gevoegde zaken C-83/01 P, C-93/01 P en C-94/01 P, Jurispr. 2003, p. I-6993, punt 19; HvJ EG 1 juni 2006, European Ferries en Diputación Foral de Vizcaya/Commissie, C-44/03 P en C-471/03 P, Jurispr. 2006, p. I-4845, punt 33; GEA 24 september 2008, Kahla/Thüringen Porzellan/Commissie, T-20/03, Jurispr. 2008, p. II-2305, punt 237. Zie over het begrip particuliere investeerder Saanen 2014, p. 373-377.
http://ec.europa.eu/competition/consultations/2014_state_aid_notion/draft_guidance_ en.pdf (geraadpleegd op 6 oktober 2014), paragraaf 4.2 (The Market economy operator (MEO) test). Zie hierover Saanen 2014.
Niet van groot belang, maar noemenswaardig is dat het begrip producties, anders dan Adriaanse meent in zijn dissertatie, niet ziet op bedrijfssectoren. Dit valt reeds af te leiden uit het arrest Steinike & Weinlig (78/76), waar het Hof spreekt over “ondernemingen en producties van die ondernemingen”. Dat de Commissie in haar mededeling over steunmaatregelen op het gebied van belastingen producties en sectoriële specificiteit in één zin noemt, doet daar niet aan af want ze heeft het één zin later over producten.
Zie sectie 2.2.1.2 en, ter bevestiging, HvJ EG 10 januari 2006, Ministero dell’Economia e delle Finanze tegen Cassa di Risparmio di Firenze e.a., C-222/04, Jurispr. 2006, p. I-289, punt 107-108.
Steunmaatregel C 49/03 (ex NN 51/03) – Verkoop van grond aan AZ en AZ Vastgoed BV,uitnodiging overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag opmerkingen te maken, PbEG 2003, C266/04 HvJ EG 22 maart 1977, Steinike & Weinlig/Bondsrepubliek Duitsland, 78/76, Jurispr. 1977, p. 595, punt 18.
HvJ EG 10 januari 2006, Ministero dell’Economia e delle Finanze/Casa di Risparmio di Firenze e.a., C-222/04, Jurispr. 2006, p. I-289, punt 111-113.
HvJ EG 24 juli 2003, Altmark, C-280/00, Jurispr. 2003, p. I-7747, punt 87-93. Zie hierover onder andere Drijber & Saanen-Siebenga 2003, Wissink 2003, noot Ronkes Agerbeek bij HvJ EG 24 juli 2003, Altmark, C-280/00, M&M 2003, nr. 6, p. 213-217, noot M.R. Mok bij HvJ EG 24 juli 2003, Altmark, C-280/00, NJ 2004/448, Hancher & Evans 2006. Ondertussen zijn de maatregelen die het arrest Altmark ontlokte geüpdate met het zogenaamde Monti-Kroes-pakket. Zie daarover: Gérardin 2012, Van de Gronden & Rusu 2012, Szyszczak 2012.
49. Alle maatregelen die de ontvanger bevoorrechten, kunnen onder de kwalificatie steun vallen. De begunstigde is de onderneming die het uiteindelijke voordeel heeft genoten, dit is niet altijd de oorspronkelijke ontvanger van de steun.1 Staatssteun omvat niet alleen positieve prestaties, bijvoorbeeld subsidies, leningen of deelnemingen, maar ook maatregelen die de lasten verlichten die een onderneming normaal gesproken zelf zou moeten dragen.2 Daardoor valt indirecte of verkapte steun onder het genoemde. Denk bijvoorbeeld aan fiscale voordelen, de levering van goederen tegen een voordelig tarief, het verstrekken van een lening met rentekorting, het verhuren van bedrijfsgronden onder de marktprijs enzovoorts.3 De drie laatstgenoemde figuren zijn privaatrechtelijke figuren; ook privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen staatssteun vormen. De Commissie, het Hof en het Gerecht van Eerste aanleg hanteren het criterium van de particuliere investeerder. Daarbij wordt beoordeeld of een particuliere investeerder die over vergelijkbare middelen beschikt als een publieke investeerder, in soortgelijke omstandigheden tot eenzelfde maatregel bereid zou zijn geweest. Dit wordt ook wel het beginsel van de particuliere marktdeelnemer genoemd.4 De ondergrens bij dit criterium is het gedrag van een particuliere holding of groep van ondernemingen met een algemeen of sectoraal structuurbeleid. Op de langere termijn moet uitzicht bestaan op een positief rendement. Begin 2014 heeft de Commissie een concept mededeling gepubliceerd ten aanzien van het begrip staatssteun waarbij de Commissie ingaat op het begrip ‘particuliere investeerder’.5
50. Artikel 107 lid 1 VWEU spreekt van ondernemingen en producties.6 Een onderneming is iedere entiteit die een economische activiteit uitoefent.7 Hieronder vallen zelfs profvoetbalclubs en openbare ondernemingen.8 Het loutere bezit van aandelen is geen economische activiteit. Maar wanneer een onderneming met zeggenschapsdeelnemingen die zeggenschap werkelijk uitoefent, neemt zij deel aan de economische activiteit van de vennootschap waarin die zeggenschap wordt uitgeoefend.9 Bij ondernemingen belast met taken van openbaar belang geldt een afwijkende regel omdat particuliere investeerders niet geneigd zijn deze ondernemingen te ondersteunen. Compensatie van een overheid vormt, indien het aan de vier voorwaarden van het arrest Altmark voldoet, geen steun in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU.10