Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:408 BW:Opzegging
Archief
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:408 BW
Opzegging
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Documentgegevens:
mr. D.E. Alink, actueel t/m 18-11-2017
Actueel t/m
18-11-2017
Tijdvak
01-09-1993 tot: -
Auteur
mr. D.E. Alink
Vindplaats
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:408 BW
Uit lid 1 volgt dat het uitgangspunt is dat de opdrachtgever de overeenkomst van opdracht te allen tijde kan opzeggen. Dit opzeggingsrecht kan in de eerste plaats een rol spelen in een procedure waarin de opdrachtnemer nakoming vordert door de opdrachtgever of een op een tekortkoming gebaseerde vordering instelt, zoals een vordering tot schadevergoeding of ontbinding. De opdrachtgever kan zich er dan, bij wijze van bevrijdend verweer1, op beroepen dat hij de overeenkomst reeds had opgezegd. Op de opdrachtgever rusten daarbij, conform de hoofdregel van art. 150 Rv, de stelplicht en de bewijslast van een dergelijk bevrijdend verweer, omdat hij de rechtsgevolgen van de opzegging inroept ter blokkering van de vordering van de opdrachtnemer.
De spiegelbeeldige situatie — waarin de opdrachtgever in een procedure een vordering instelt gebaseerd op de overeenkomst van opdracht, terwijl de opdrachtnemer het bevrijdende verweer voert dat de opdrachtgever die overeenkomst reeds had opgezegd — is eveneens mogelijk. In dat geval rusten de stelplicht en de bewijslast van die opzegging op de opdrachtnemer.
Partijafspraken
Van de regeling in lid 1 — inhoudende dat de opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen — kan ingevolge art. 7:413 lid 2 BW niet ten nadele van de particuliere opdrachtgever worden afgeweken. Afwijken ten nadele van een particuliere opdrachtgever leidt tot vernietigbaarheid van het beding.2 Voor het overige kan er wel van worden afgeweken. Indien dit wordt toegepast op de hierboven beschreven twee situaties leidt dat tot het volgende.
Indien de opdrachtgever in rechte wordt aangesproken door de opdrachtnemer, kan de opdrachtgever zich (zoals hiervoor is opgemerkt) verweren met het bevrijdende verweer dat hij de overeenkomst heeft opgezegd. De opdrachtnemer kan zich vervolgens beroepen op een van deze wettelijke regeling afwijkende partijafspraak, die met zich brengt dat de opzegging niet rechtsgeldig is. De stelplicht en de bewijslast van die partijafspraak rusten op de opdrachtnemer.3 De particuliere opdrachtgever kan in reactie daarop bij wijze van bevrijdend verweer zich beroepen op de vernietigbaarheid van die partijafspraak, op de grond dat hij een particuliere opdrachtgever is en die afspraak een afwijking in zijn nadeel behelst. De stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de feiten waaruit dat volgt rusten op de opdrachtgever.
Indien de opdrachtgever een op de overeenkomst van opdracht gebaseerde vordering instelt jegens de opdrachtnemer, kan, zoals reeds opgemerkt, de opdrachtnemer zich erop beroepen dat de opdrachtgever de overeenkomst reeds had opgezegd. Op de opdrachtnemer rusten dan de stelplicht en de bewijslast van die opzegging. De opdrachtgever, die inderdaad heeft opgezegd, kan zich er vervolgens op beroepen dat die opzegging niet rechtsgeldig was, nu deze in strijd was met een van de wet afwijkende partijafspraak. Op de opdrachtgever rusten dan de stelplicht en de bewijslast van deze partijafspraak.
Opzegging door de opdrachtnemer (lid 2)
Lid 2 kent een regeling voor het opzeggen van de overeenkomst door de opdrachtnemer, indien deze handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Ingevolge lid 2 kan een dergelijke professionele opdrachtnemer de overeenkomst slechts opzeggen indien zij voor onbepaalde tijd geldt en niet door volbrenging eindigt. Indien geen sprake is van een dergelijke overeenkomst, kan de professionele opdrachtnemer desalniettemin opzeggen in geval van gewichtige redenen.
Opdrachtnemer beroept zich op de opzegging
In een procedure kan de opzegging door de professionele opdrachtnemer een rol spelen, indien de opdrachtgever een op de overeenkomst van opdracht gebaseerde vordering instelt. De professionele opdrachtnemer kan zich, bij wijze van bevrijdend verweer, erop beroepen dat de overeenkomst is opgezegd. De opdrachtgever kan de geldigheid van de opzegging betwisten door zich erop te beroepen dat niet aan de voorwaarden van lid 2 voor een geldige opzegging is voldaan. Dat is niet een bevrijdend verweer, maar een zuivere betwisting van de opzegging. Het ligt dan op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv op de weg van de professionele opdrachtnemer te stellen en te bewijzen dat sprake was van een overeenkomst die voor onbepaalde tijd geldt en niet door volbrenging eindigt. Indien niet sprake is van een dergelijke overeenkomst en de professionele opdrachtnemer zich erop beroept dat sprake is van gewichtige redenen, rusten de stelplicht en de bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit deze gewichtige redenen volgen, eveneens op de opdrachtnemer. Zie in dat kader het bepaalde in art. 7:402 lid 2 BW.
Opdrachtgever beroept zich op de opzegging
Het is ook mogelijk dat de opdrachtgever, die in een procedure door de opdrachtnemer wordt aangesproken op grond van de overeenkomst van opdracht, zich erop beroept dat de opdrachtnemer de overeenkomst van opdracht reeds heeft opgezegd. De opdrachtgever zal dan dienen te stellen en zo nodig dienen te bewijzen dat de opdrachtnemer heeft opgezegd. Ook rusten op de opdrachtgever de stelplicht en de bewijslast dat deze opzegging rechtsgeldig was, omdat hetzij sprake was van een overeenkomst voor onbepaalde tijd die niet door volbrenging eindigt, hetzij sprake was van gewichtige redenen.
Partijafspraken
Overigens zal de opdrachtgever zich ook op het standpunt kunnen stellen dat, hoewel niet aan die vereisten is voldaan, de opzegging toch effect heeft gesorteerd. Daarbij zou hij kunnen aandragen dat partijen (impliciet) een van de wet afwijkende afspraak hebben gemaakt of dat partijen zich bij de opzegging hebben neergelegd.4 Aangezien lid 2 van regelend recht is, kunnen de partijen afwijkende afspraken maken. Partijen kunnen zowel een strengere als minder strenge opzegregeling overeenkomen. Ook kan de aard van de verhouding een ruimere opzeggingsbevoegdheid meebrengen, dan wel opzegging uitsluiten.5 Op de partij die zich erop beroept dat dergelijke afwijkende afspraken zijn gemaakt dan wel zich beroept op een afwijking op grond van de aard van de verhouding, rusten overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv de stelplicht en de bewijslast te dienaangaande.
Overigens zal het uitsluiten van de bevoegdheid tot opzegging wegens gewichtige redenen veelal onaanvaardbaar zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.6 Op de opdrachtnemer, die zich daarop zal beroepen, rusten de stelplicht en de bewijslast ter zake.
Niet schadeplichtig (lid 3)
Lid 3 bepaalt dwingendrechtelijk dat als de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, hij ter zake de opzegging nimmer schadeplichtig is. Het artikellid ziet op het vergoeden van schade en niet op de betaling van loon of onkosten. Ook als een opzegging is toegestaan, kan de opdrachtgever verplicht zijn om de onkosten ex art. 7:406 BW of loon ex art. 7:411 BW te voldoen.7
De regeling van dit lid 3 beoogt te voorkomen dat de opzeggingsbevoegdheid van de particuliere opdrachtgever als verwoord in lid 1 wordt verijdeld.8 Nu een particulier te allen tijde mag opzeggen en een rechtmatige opzegging niet tot schadeplichtigheid leidt, moet het artikellid in die zin worden uitgelegd dat ook het contractueel bedingen van betaling van een boete of schadevergoeding niet is toegestaan.9
In een procedure zal de opdrachtgever, die door de opdrachtnemer wordt aangesproken tot betaling van schadevergoeding wegens opzegging, zich erop beroepen dat hij niet schadeplichtig is nu hij een particuliere opdrachtgever is. De stelplicht en de bewijslast dat hij een particuliere opdrachtgever is en dat hij daarom niet schadeplichtig is, alsmede dat een eventueel hier bedoeld contractueel beding daarom vernietigbaar is, rusten op de opdrachtgever (zie de bespreking van lid 1).10
Vgl. HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684, NJ 2012/684, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai, welk arrest betrekking heeft op een niet gerechtvaardigde buitengerechtelijke ontbinding.
Zie anders en mijns inziens foutief: Rb. Noord-Holland 23 maart 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:3772, rov. 5.4, waarin de rechtbank in het kader van lid 3 heeft overwogen dat niet gesteld of gebleken was dat de opdrachtgever de opdracht heeft verstrekt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Mede daarom heeft de rechtbank de vordering van de opdrachtnemer afgewezen. De rechtbank heeft daarmee in het kader van lid 3 de opdrachtnemer belast met de stelplicht dat sprake was van een professionele opdrachtgever, terwijl mijns inziens daarentegen uit lid 3 volgt dat de opdrachtgever dient te stellen dat hij een particuliere opdrachtgever is en daarom niet schadeplichtig is.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:408 BW
Opzegging
mr. D.E. Alink, actueel t/m 18-11-2017
18-11-2017
01-09-1993 tot: -
mr. D.E. Alink
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:408 BW
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 408
Opzegging door de opdrachtgever (lid 1)
Uit lid 1 volgt dat het uitgangspunt is dat de opdrachtgever de overeenkomst van opdracht te allen tijde kan opzeggen. Dit opzeggingsrecht kan in de eerste plaats een rol spelen in een procedure waarin de opdrachtnemer nakoming vordert door de opdrachtgever of een op een tekortkoming gebaseerde vordering instelt, zoals een vordering tot schadevergoeding of ontbinding. De opdrachtgever kan zich er dan, bij wijze van bevrijdend verweer1, op beroepen dat hij de overeenkomst reeds had opgezegd. Op de opdrachtgever rusten daarbij, conform de hoofdregel van art. 150 Rv, de stelplicht en de bewijslast van een dergelijk bevrijdend verweer, omdat hij de rechtsgevolgen van de opzegging inroept ter blokkering van de vordering van de opdrachtnemer.
De spiegelbeeldige situatie — waarin de opdrachtgever in een procedure een vordering instelt gebaseerd op de overeenkomst van opdracht, terwijl de opdrachtnemer het bevrijdende verweer voert dat de opdrachtgever die overeenkomst reeds had opgezegd — is eveneens mogelijk. In dat geval rusten de stelplicht en de bewijslast van die opzegging op de opdrachtnemer.
Partijafspraken
Van de regeling in lid 1 — inhoudende dat de opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen — kan ingevolge art. 7:413 lid 2 BW niet ten nadele van de particuliere opdrachtgever worden afgeweken. Afwijken ten nadele van een particuliere opdrachtgever leidt tot vernietigbaarheid van het beding.2 Voor het overige kan er wel van worden afgeweken. Indien dit wordt toegepast op de hierboven beschreven twee situaties leidt dat tot het volgende.
Indien de opdrachtgever in rechte wordt aangesproken door de opdrachtnemer, kan de opdrachtgever zich (zoals hiervoor is opgemerkt) verweren met het bevrijdende verweer dat hij de overeenkomst heeft opgezegd. De opdrachtnemer kan zich vervolgens beroepen op een van deze wettelijke regeling afwijkende partijafspraak, die met zich brengt dat de opzegging niet rechtsgeldig is. De stelplicht en de bewijslast van die partijafspraak rusten op de opdrachtnemer.3 De particuliere opdrachtgever kan in reactie daarop bij wijze van bevrijdend verweer zich beroepen op de vernietigbaarheid van die partijafspraak, op de grond dat hij een particuliere opdrachtgever is en die afspraak een afwijking in zijn nadeel behelst. De stelplicht en de bewijslast met betrekking tot de feiten waaruit dat volgt rusten op de opdrachtgever.
Indien de opdrachtgever een op de overeenkomst van opdracht gebaseerde vordering instelt jegens de opdrachtnemer, kan, zoals reeds opgemerkt, de opdrachtnemer zich erop beroepen dat de opdrachtgever de overeenkomst reeds had opgezegd. Op de opdrachtnemer rusten dan de stelplicht en de bewijslast van die opzegging. De opdrachtgever, die inderdaad heeft opgezegd, kan zich er vervolgens op beroepen dat die opzegging niet rechtsgeldig was, nu deze in strijd was met een van de wet afwijkende partijafspraak. Op de opdrachtgever rusten dan de stelplicht en de bewijslast van deze partijafspraak.
Opzegging door de opdrachtnemer (lid 2)
Lid 2 kent een regeling voor het opzeggen van de overeenkomst door de opdrachtnemer, indien deze handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Ingevolge lid 2 kan een dergelijke professionele opdrachtnemer de overeenkomst slechts opzeggen indien zij voor onbepaalde tijd geldt en niet door volbrenging eindigt. Indien geen sprake is van een dergelijke overeenkomst, kan de professionele opdrachtnemer desalniettemin opzeggen in geval van gewichtige redenen.
Opdrachtnemer beroept zich op de opzegging
In een procedure kan de opzegging door de professionele opdrachtnemer een rol spelen, indien de opdrachtgever een op de overeenkomst van opdracht gebaseerde vordering instelt. De professionele opdrachtnemer kan zich, bij wijze van bevrijdend verweer, erop beroepen dat de overeenkomst is opgezegd. De opdrachtgever kan de geldigheid van de opzegging betwisten door zich erop te beroepen dat niet aan de voorwaarden van lid 2 voor een geldige opzegging is voldaan. Dat is niet een bevrijdend verweer, maar een zuivere betwisting van de opzegging. Het ligt dan op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv op de weg van de professionele opdrachtnemer te stellen en te bewijzen dat sprake was van een overeenkomst die voor onbepaalde tijd geldt en niet door volbrenging eindigt. Indien niet sprake is van een dergelijke overeenkomst en de professionele opdrachtnemer zich erop beroept dat sprake is van gewichtige redenen, rusten de stelplicht en de bewijslast van de feiten en omstandigheden waaruit deze gewichtige redenen volgen, eveneens op de opdrachtnemer. Zie in dat kader het bepaalde in art. 7:402 lid 2 BW.
Opdrachtgever beroept zich op de opzegging
Het is ook mogelijk dat de opdrachtgever, die in een procedure door de opdrachtnemer wordt aangesproken op grond van de overeenkomst van opdracht, zich erop beroept dat de opdrachtnemer de overeenkomst van opdracht reeds heeft opgezegd. De opdrachtgever zal dan dienen te stellen en zo nodig dienen te bewijzen dat de opdrachtnemer heeft opgezegd. Ook rusten op de opdrachtgever de stelplicht en de bewijslast dat deze opzegging rechtsgeldig was, omdat hetzij sprake was van een overeenkomst voor onbepaalde tijd die niet door volbrenging eindigt, hetzij sprake was van gewichtige redenen.
Partijafspraken
Overigens zal de opdrachtgever zich ook op het standpunt kunnen stellen dat, hoewel niet aan die vereisten is voldaan, de opzegging toch effect heeft gesorteerd. Daarbij zou hij kunnen aandragen dat partijen (impliciet) een van de wet afwijkende afspraak hebben gemaakt of dat partijen zich bij de opzegging hebben neergelegd.4 Aangezien lid 2 van regelend recht is, kunnen de partijen afwijkende afspraken maken. Partijen kunnen zowel een strengere als minder strenge opzegregeling overeenkomen. Ook kan de aard van de verhouding een ruimere opzeggingsbevoegdheid meebrengen, dan wel opzegging uitsluiten.5 Op de partij die zich erop beroept dat dergelijke afwijkende afspraken zijn gemaakt dan wel zich beroept op een afwijking op grond van de aard van de verhouding, rusten overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv de stelplicht en de bewijslast te dienaangaande.
Overigens zal het uitsluiten van de bevoegdheid tot opzegging wegens gewichtige redenen veelal onaanvaardbaar zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.6 Op de opdrachtnemer, die zich daarop zal beroepen, rusten de stelplicht en de bewijslast ter zake.
Niet schadeplichtig (lid 3)
Lid 3 bepaalt dwingendrechtelijk dat als de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, hij ter zake de opzegging nimmer schadeplichtig is. Het artikellid ziet op het vergoeden van schade en niet op de betaling van loon of onkosten. Ook als een opzegging is toegestaan, kan de opdrachtgever verplicht zijn om de onkosten ex art. 7:406 BW of loon ex art. 7:411 BW te voldoen.7
De regeling van dit lid 3 beoogt te voorkomen dat de opzeggingsbevoegdheid van de particuliere opdrachtgever als verwoord in lid 1 wordt verijdeld.8 Nu een particulier te allen tijde mag opzeggen en een rechtmatige opzegging niet tot schadeplichtigheid leidt, moet het artikellid in die zin worden uitgelegd dat ook het contractueel bedingen van betaling van een boete of schadevergoeding niet is toegestaan.9
In een procedure zal de opdrachtgever, die door de opdrachtnemer wordt aangesproken tot betaling van schadevergoeding wegens opzegging, zich erop beroepen dat hij niet schadeplichtig is nu hij een particuliere opdrachtgever is. De stelplicht en de bewijslast dat hij een particuliere opdrachtgever is en dat hij daarom niet schadeplichtig is, alsmede dat een eventueel hier bedoeld contractueel beding daarom vernietigbaar is, rusten op de opdrachtgever (zie de bespreking van lid 1).10
Voetnoten
1.
Zie daarover: Boonekamp, Stelplicht & Bewijslast 3 (Inleiding).
2.
Castermans & Krans, T&C Burgerlijk Wetboek, art. 413 Boek 7 BW, aant. 3; Asser/Hartkamp & Sieburgh 6-III 2014/318.
3.
Rb. Amsterdam (ktr.) 11 februari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:1374; Rb. Gelderland 5 februari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:2676, NJF 2014/294.
4.
Vgl. HR 8 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1684, NJ 2012/684, m.nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai, welk arrest betrekking heeft op een niet gerechtvaardigde buitengerechtelijke ontbinding.
5.
J.M.H.P. van Neer-van den Broek, GS Bijzondere overeenkomsten, art. 408 Boek 7 BW, aant. 3.
6.
Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV 2014/168.
7.
J.M.H.P. van Neer-van den Broek, GS Bijzondere overeenkomsten, art. 408 Boek 7 BW, aant. 4.
8.
Parl. Gesch. BW Inv., p. 367-368.
9.
Asser/Tjong Tjin Tai 7-IV 2014/164.
10.
Zie anders en mijns inziens foutief: Rb. Noord-Holland 23 maart 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:3772, rov. 5.4, waarin de rechtbank in het kader van lid 3 heeft overwogen dat niet gesteld of gebleken was dat de opdrachtgever de opdracht heeft verstrekt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Mede daarom heeft de rechtbank de vordering van de opdrachtnemer afgewezen. De rechtbank heeft daarmee in het kader van lid 3 de opdrachtnemer belast met de stelplicht dat sprake was van een professionele opdrachtgever, terwijl mijns inziens daarentegen uit lid 3 volgt dat de opdrachtgever dient te stellen dat hij een particuliere opdrachtgever is en daarom niet schadeplichtig is.