Rb. Noord-Holland, 23-03-2016, nr. 4488821 CV EXPL 15-8146
ECLI:NL:RBNHO:2016:3772
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
23-03-2016
- Zaaknummer
4488821 CV EXPL 15-8146
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2016:3772, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 23‑03‑2016; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak)
- Vindplaatsen
AR 2016/1587
AR-Updates.nl 2016-0617
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0617
Uitspraak 23‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Overeenkomst coaching personal trainer voor 3 maanden. Gedaagde heeft voor ingangsdatum geannuleerd. Overeenkomst van opdracht, te allen tijde opzegbaar (7:408 lid 1 BW). Geen aanspraak op loon. Onkosten /schade niet aan de orde. Vordering afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4488821 \ CV EXPL 15-8146 BL
Uitspraakdatum: 23 maart 2016
Vonnis in de zaak van:
Personal Training Company Alkmaar B.V.,
gevestigd te Alkmaar
eiseres
verder te noemen: PTC
gemachtigde: dR&W de Ruijter & Willemsen Gerechtsdeurwaarders en Incasso te Heerhugowaard
tegen
[naam] ,
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
1. Het procesverloop
1.1.
PTC heeft bij dagvaarding van 29 september 2015 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
PTC heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.
2. De feiten
2.1.
Op 17 mei 2015 zijn partijen een schriftelijke ‘Overeenkomst Coaching’ aangegaan, betreffende twee door PTC aan [gedaagde] te geven coaching sessies per week, van één uur per sessie, voor € 60,00 (inclusief btw) per uur. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 3 maanden, ingaande per 1 juni 2015.
2.2.
In een e-mail van 23 mei 2015 schrijft [gedaagde] het volgende – voor zover relevant – aan PTC.
“(…) Ik heb zoals eerder al laten sta ik er momenteel niet sterk financieel gezien en er staan ook een paar belangrijke uitgaven gepland voor de komende maanden die ik absoluut niet mag verwaarlozen. Ik heb uit enthousiasme en impulsiviteit (te) snel ja gezegd tijdens het intake gesprek ik had eigenlijk tegen jou moeten zeggen: [x] ik ga er over nadenken en mijn financiën goed bekijken en daar ben ik de fout in gegaan want nu bij nader inzien en na een consult met mijn accountant is het inderdaad (helaas) niet haalbaar voor mij om personal training bij jullie company aan te gaan voor 3 maanden voor dat bedrag.
Ik moet helaas hierbij annuleren en ik hoop dat het probleemloos en kosteloos kan voor ons beiden. Ik heb uiteraard nog steeds interesse in personal training en ik zal zeker contact opnemen wanneer ik er financieel beter voor staat (…)”.
2.3.
Vervolgens laat PTC aan [gedaagde] weten niet akkoord te gaan met voortijdige beëindiging van de overeenkomst, en dat [gedaagde] gewoon de trainingen kan volgen.
2.4.
Op 4 juni 2015 deelt [gedaagde] aan PTC mee dat hij last heeft van een blessure, die – naast zijn financiële situatie en zijn beschikbaarheid – reden is om zijn trainingen bij PTC uit te stellen / voort te zetten in juni 2016. Daarbij verstrekt [gedaagde] een schriftelijke verklaring van 29 mei 2015 van zijn behandelend chiropractor.
2.5.
PTC heeft bij facturen van achtereenvolgens 1 juni 2015, 1 juli 2015 en 1 augustus 2015 een bedrag van in totaal € 1.560,00 (inclusief btw) aan [gedaagde] in rekening gebracht voor de periode van juni tot en met augustus 2015. [gedaagde] heeft deze facturen onbetaald gelaten.
3. De vordering
3.1.
PTC vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.800,98. PTC legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – het volgende. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 3 maanden. Op de overeenkomst zijn van toepassing de algemene voorwaarden, die PTC bij het sluiten van de overeenkomst aan [gedaagde] ter hand heeft gesteld. In de algemene voorwaarden is bepaald dat bij ziekte, blessures of afwezigheid om andere redenen de overeenkomst en betalingsverplichting doorloopt. [gedaagde] heeft de onder de feiten omschreven facturen – die zien op een periode van 13 weken à € 120,00 per week – onbetaald gelaten, ondanks herhaalde aanmaning. Daarom is [gedaagde] ook wettelijke rente (tot dagvaarding berekend op € 6,98) en incassokosten (€ 234,00) verschuldigd.
4. Het verweer
4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. De algemene voorwaarden zijn niet van toepassing en [gedaagde] heeft de overeenkomst wegens dwaling ontbonden. Vervolgens heeft [gedaagde] vanwege een blessure de coaching sessies afgezegd/opgeschort. [gedaagde] heeft al vóór de ingangsdatum van het contract geannuleerd, zodat PTC geen enkele training voor [gedaagde] heeft hoeven inplannen en geen kosten zijn gemaakt. Verder betwist [gedaagde] de in rekening gebrachte bedragen, omdat € 480,00 per vier weken is overeengekomen en niet € 520,00.
5. De beoordeling
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij op 17 mei 2015 de ‘Overeenkomst Coaching’ zijn aangegaan voor de duur van 3 maanden, ingaande per 1 juni 2015. PTC vordert betaling van het overeengekomen bedrag van € 60,00 per uur, voor 2 uur per week over de periode van 1 juni 2015 tot 1 september 2015, zijnde in totaal € 1.560,00. Het verweer van [gedaagde] komt er – kort gezegd – op neer dat hij niet hoeft te betalen omdat hij de overeenkomst nog voor de ingangsdatum heeft geannuleerd. PTC stelt zich, onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden, op het standpunt dat tussentijdse beëindiging van de overeenkomst voor bepaalde tijd niet mogelijk is.
5.2.
In de ‘Overeenkomst Coaching’ heeft PTC zich tegenover [gedaagde] verbonden tot het verrichten van werkzaamheden, bestaande uit het geven van personal trainingssessies door een professioneel trainer. Daarmee voldoet de overeenkomst aan de wettelijke omschrijving van de overeenkomst van opdracht, zijnde de overeenkomst waarbij de opdrachtnemer zich tegenover de opdrachtgever verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het (doen) vervoeren van personen of zaken. Dit betekent dat de bepalingen van de artikel 7:400 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW) in deze zaak van toepassing zijn.
5.3.
Artikel 7:408 lid 1 BW bepaalt dat de opdrachtgever te allen tijde de overeenkomst kan opzeggen. De onder de feiten geciteerde e-mail van [gedaagde] van 23 mei 2015 moet dan ook worden beschouwd als een rechtsgeldige opzegging door [gedaagde] .
5.4.
Op grond van artikel 7:408 lid 3 BW is de niet-professionele opdrachtgever ter zake van een opzegging geen schadevergoeding verschuldigd. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] de opdracht heeft verstrekt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. In geval van opzegging kan deze opdrachtgever wel verschuldigd zijn de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht voor zover niet in het loon begrepen (artikel 4:406 lid 1 BW) en een vergoeding voor de in artikel 4:406 lid 2 bedoelde schade die het gevolg is van de verwezenlijking van een aan de opdracht verbonden bijzonder gevaar. Dergelijke onkosten of schade zijn in deze zaak niet aan de orde.
5.5.
Verder bepaalt artikel 7:411 lid 1 BW dat indien de opdracht eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend is verstreken en de verschuldigdheid van het loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd, de opdrachtnemer recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen deel van het loon. Dit artikel is echter op de onderhavige opdracht niet van toepassing omdat de afgesproken vergoeding niet afhankelijk is gesteld van het behalen van een bepaald resultaat of van het verstrijken van een bepaalde tijdsperiode. In dit geval dient een vergoeding te worden voldaan per uur. De aanspraak op die vergoeding ontstaat gaandeweg de opdracht en wordt maandelijks afgerekend. Er is door [gedaagde] opgezegd voordat de sessies zijn gestart. PTC was kan dus geen aanspraak maken op loon.
5.6.
Voor zover PTC haar vordering baseert op haar van de wettelijke regeling afwijkende algemene voorwaarden is deze niet toewijsbaar. De wettelijke regeling is van dwingend recht, zodat PTC op daarvan afwijkende bepalingen in de algemene voorwaarden geen beroep kan doen. Het verweer dat [gedaagde] voert tegen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden kan daarmee buiten verdere bespreking blijven.
5.7.
De vordering van PTC wordt afgewezen. De overige verweren van [gedaagde] hoeven daarom niet te worden behandeld.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van PTC, omdat zij ongelijk krijgt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt PTC tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Liefting-Voogd, kantonrechter en op 23 maart 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter