Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht
Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/6.4.3.4:6.4.3.4 Uitgelicht: § 817 BGB – condictio ob turpem causam
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/6.4.3.4
6.4.3.4 Uitgelicht: § 817 BGB – condictio ob turpem causam
Documentgegevens:
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS579911:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
MünchKomm/Schwab 2013, § 817 RdNrs. 4-8.
Lorenz & Cziupka 2012, p. 779, MünchKomm/Schwab 2013, § 817 RdNrs. 4-8.
Honsell 1974, p. 34, Staudinger/Lorenz 2007, § 817 RdNr. 6, Lorenz & Cziupka 2012, p. 779, MünchKomm/Schwab 2013, § 817 RdNrs. 4-6.
Staudinger/Lorenz 2007, § 817 RdNr. 10.
MünchKomm/Schwab 2013, § 817 RdNr. 1.
MünchKomm/Schwab 2013, § 817, RdNr. 20.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
334. § 817 BGB regelt de condictio ob turpem causam. Het is een zelfstandige vordering voor het geval sprake is van een inbreuk op de wet of de goede zeden (Verstoß gegen Gesetz oder gute Sitten). De vordering wordt ook wel beschouwd als een bijzondere vorm van de condictio ob rem.1 De tekst van § 817 BGB luidt als volgt:
“War der Zweck einer Leistung in der Art bestimmt, dass der Empfänger durch die Annahme gegen ein gesetzliches Verbot oder gegen die guten Sitten verstoßen hat, so ist der Empfänger zur Herausgabe verpflichtet. Die Rückforderung ist ausgeschlossen, wenn dem Leistenden gleichfalls ein solcher Verstoß zur Last fällt, es sei denn, dass die Leistung in der Eingehung einer Verbindlichkeit bestand; das zur Erfüllung einer solchen Verbindlichkeit Geleistete kann nicht zurückgefordert werden.”
Op grond van de eerste zin bestaat een recht op restitutie (Herausgabe) als de ontvanger een prestatie in strijd met de wet of de goede zeden heeft aangenomen. Hoewel dit niet duidelijk blijkt uit de formulering, moet § 817 zin 1 BGB zo worden begrepen dat degene die een prestatie verricht deze prestatie terug kan vorderen als alleen de ontvanger van de prestatie in strijd met de wet heeft gehandeld. In de literatuur wordt het geval genoemd waarin iemand zichzelf zwijggeld laat betalen met behulp van afpersing. In dit opzicht speelt § 817, eerste zin, BGB praktisch gezien geen grote rol.
Bovendien is de overeenkomst die in strijd is met de wet of de goede zeden in de meeste gevallen reeds nietig wegens strijd met § 134 of 138 BGB. In deze gevallen is zonder rechtsgrond betaald en wordt de condictio indebiti (812 lid 1, zin 1, variatie 1) toegepast.2 De meeste auteurs zijn daarom van mening dat § 817 zin 1 BGB geen echte zelfstandige betekenis heeft.3 De begrippen ‘Verbot’ en ‘gute Sitten’ zijn dezelfde als bij de §§ 134 en 138 BGB. Zie voor de uitleg van deze begrippen secties 6.3.2.3 en 6.3.3.2.
335. De tweede zin van § 817 BGB bevat een nemo auditur regel: als (ook) de presterende partij in strijd handelt met de wet of de goede zeden, is restitutie op grond van een Leistungskondiktion uitgesloten.4 In Duitsland kan men zich niet op zijn eigen ongeoorloofd handelen beroepen. De tweede zin van § 817 BGB is een Kondiktionssperre.5 Dat wil zeggen dat hij een beroep op de verrijkingsrechtelijke vordering uitsluit. § 817 zin 2 BGB is een uitsluitingsgrond voor alle Leistungskondiktionen. In sommige gevallen botst de toepassing van § 817 zin 2 BGB met het beschermingsdoel van de geschonden norm. In die gevallen blijft § 817, tweede zin, BGB buiten toepassing.6
Als de nietigheid van de overeenkomst op § 134 BGB berust, moet worden gekeken naar het doel van het wettelijk verbod om te beoordelen of de toepassing van § 817, tweede zin, BGB verenigbaar is met de redelijkheid en billijkheid (Treu und Glauben). Zo heeft het BGH een keer aangenomen dat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid als een werkgever een zwartwerker weigert te betalen met een beroep op § 817, tweede zin, BGB.7 Ook in het geval van nietigheid op grond van § 138 BGB kan de blokkering van de verrijking op grond van § 817 tweede zin BGB voor problemen zorgen.