Einde inhoudsopgave
Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht (Meijers-reeks) 2016/2.3
2.3 Fundamenten van het legaliteitsbeginsel
J.G.H. Altena, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
J.G.H. Altena
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Groenhuijsen 1987, p. 25-31; Schünemann 1978, p. 9-17; Frände 1989, p. 116-119; Kristen 2010, p. 642.
Brouwer heeft het in dit verband over een ‘chilling effect’ dat de vrijheid van burgers verder inperkt dan noodzakelijk, maar door de samenleving zelden zal worden betreurd, zie Brouwer 2008a, p. 184-185, 197-200; Brouwer 2008b, p. 260-262; Frände 1989, p. 146-148.
Brouwer 2008b, p. 260-262.
Fuller 1969, p. 38-41. Daarbij heeft Fuller het wel over een total failure om het legaliteitsbeginsel na te leven.
Schünemann 1978.
In de strafrechtelijke literatuur wordt uit de hierboven beschreven geschiedenis van het legaliteitsbeginsel een veelheid aan grondslagen voor het legaliteitsbeginsel afgeleid.1 Drie belangrijke pijlers kunnen daaruit worden gedestilleerd: rechtszekerheid, machtsverdeling en afschrikking (uiteraard worden daarvoor door diverse auteurs verschillende begrippen gebruikt). Om het hier centraal staande onderzoeksthema, de doorwerking van Europees recht in het materiële strafrecht, zo goed mogelijk over het voetlicht te krijgen is gekozen voor rechtszekerheid en staatkundige machtsverdeling als fundamenten.
Afschrikking speelt evenwel geen rol voor het onderzoek. De reden daarvoor is dat de doelmatigheid ofwel een argument kan vormen om de deelnormen niet toe te passen, ofwel zo moet worden geherformuleerd dat doelmatigheid hetzelfde is als rechtszekerheid in objectieve zin. Daarnaast speelt mee dat afschrikking met juridische onderzoeksmethoden niet goed kan worden beoordeeld, en dat het minder goed past bij het mensbeeld van de autonome mens dat in de volgende subparagraaf zal worden geschetst. Afschrikking kan ten eerste onder omstandigheden vragen om minder strikte naleving van het legaliteitsbeginsel. Fuller en Von Feuerbach pleiten voor heldere wetgeving opdat burgers de calculatie kunnen maken wat hun gedrag zal kosten en opleveren. In de literatuur is er echter op gewezen dat een zekere vaagheid van de wet burgers extra voorzichtig kan maken, net zoals analoge toepassing van strafbepalingen afschrikkend kan werken, waardoor schendingen van de deelbeginselen van legaliteit juist van instrumenteel belang kunnen zijn voor generale preventie.2 Vage randen van het strafrecht perken de vrijheid van burgers verder in dan strikt noodzakelijk.3 Dit betekent dat er een tegenstelling kan bestaan tussen het nastreven van doelmatigheid en het legaliteitsbeginsel. Dat probleem kan worden opgelost door te wijzen op de reciproque relatie tussen overheid en burgers, waaruit volgt dat burgers niet geneigd zullen zijn de wet na te leven indien de wetgever daar niet de garantie tegenover stelt dat het ook deze regels zijn die op het gedrag van de burger zullen worden toegepast.4 Schünemann ziet daarom afschrikking, of eigenlijk in bredere zin doelmatigheid als fundament van het legaliteitsbeginsel, maar legt doelmatigheid aldus uit dat indien het strafrecht geen rechtszekerheid biedt, het ook niet doelmatig zal zijn.5 In die uitleg heeft afschrikking of doelmatigheid geen toegevoegde waarde meer ten opzichte van rechtszekerheid: deze doelmatigheid wordt namelijk alleen bereikt door rechtszekerheid.
In deze paragraaf worden het strafrechtelijk fundament van rechtszekerheid en het staatsrechtelijk fundament van staatkundige machtsverdeling nader toegelicht, en wordt uiteengezet hoe deze begrippen in dit onderzoek worden gehanteerd. De paragraaf begint met een korte beschrijving van vrijheid en autonomie als ultieme doelstelling van het legaliteitsbeginsel. In de daarop volgende subparagrafen worden rechtszekerheid en machtsverdeling gedefinieerd als het strafrechtelijk en staatsrechtelijk fundament van het legaliteitsbeginsel.
2.3.1 Individuele vrijheid en autonomie2.3.2 Rechtszekerheid: het strafrechtelijk fundament2.3.3 Machtsverdeling: het staatsrechtelijk fundament