Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht in het Nederlandse materiële strafrecht
Einde inhoudsopgave
Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht (Meijers-reeks) 2016/2.6:2.6 Tot besluit
Het legaliteitsbeginsel en de doorwerking van Europees recht (Meijers-reeks) 2016/2.6
2.6 Tot besluit
Documentgegevens:
J.G.H. Altena, datum 01-09-2015
- Datum
01-09-2015
- Auteur
J.G.H. Altena
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Uit de beschreven ideeëngeschiedenis blijkt dat de betekenis van het legaliteitsbeginsel omstreden en veranderlijk is geweest. In dit boek wordt de rechtspositivistische conceptie van het legaliteitsbeginsel, die berust op de positivistische rechtstheorie, tot uitgangspunt genomen, zij het met enige nuances. Kort gezegd luidt de wijze waarop het legaliteitsbeginsel in dit onderzoek wordt begrepen als volgt. Het legaliteitsbeginsel is nastrevenswaardig omdat het door rechtszekerheid en machtsverdeling te garanderen optimaal bijdraagt aan de vrijheid en autonomie van burgers. De rechtspositivistische conceptie van het legaliteitsbeginsel vraagt van de wetgever en rechter dat zij steeds gericht zijn op het bieden van zoveel mogelijk rechtszekerheid. Ook wordt horizontale machtsverdeling, de scheiding van de functies wetgeving en handhaving, nagestreefd. Als normatief uitgangspunt voor verticale machtsverdeling is geformuleerd dat deze transparant en rationeel moet zijn, in die zin dat verantwoordelijkheden en bevoegdheden met elkaar moeten corresponderen. Dit alles wil niet zeggen dat ook de Europese en Nederlandse wetgever en rechter uitgaan van deze conceptie. De verschillende concepties, en de verschillende keuzes die moeten worden gemaakt bij de invulling van de begrippen rechtszekerheid en machtsverdeling, zijn mede geschetst om een heldere analyse van het geldende recht mogelijk te maken. Het legaliteitsbeginsel dient dus zowel de functie van onderzoeksobject, als die van toetsingskader.