Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.5.2:3.5.2 Relatie tussen onderbouwing en normatieve kwalificatie
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/3.5.2
3.5.2 Relatie tussen onderbouwing en normatieve kwalificatie
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS619296:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
L.A. de Blieck, P.J. van Amersfoort, J. de Blieck, E.A.G. van der Ouderaa, R.J. Koopman en S.C.W. Douma, Algemene wet inzake rijksbelastingen, Deventer: Kluwer 2013, p. 443.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als we kijken naar § 4, lid 2 BBBB en de in paragraaf 3.3.2 besproken rechtspraak, dan zien we dat de boete achterwege blijft indien er een ‘voldoende’ relatie bestaat tussen de omvang van de argumentatie en de normatieve kwalificatie van het handelen van de belastingplichtige. De omvang van de argumentatie houdt in dat deze een zodanig gewicht in de schaal moet leggen, dat een bepaalde normatieve kwalificatie van het handelen van de belastingplichtige bevestigd wordt. Het ‘gewicht’ van de argumentatie is door de Hoge Raad omschreven als ‘zodanig pleitbaar’, ‘in die mate verdedigbaar’, etc. Als normatieve kwalificatie komt de vraag op of een belastingplichtige ‘juist’ of ‘lichtvaardig’ heeft gehandeld.
Aan de hand van de rechtspraak en het BBBB kunnen we het volgende overzicht maken:
Bron
Omvang van de argumentatie
Normatieve kwalificatie van het handelen van de belastingplichtige
BNB 1984/268
zodanig pleitbaar
dat belastingplichtige meent juist te handelen
BNB 1988/319
in die mate verdedigbaar
dat belastingplichtige meent juist te handelen
BNB 1993/193, BNB 1998/201, BNB 1999/308
zodanige argumenten
dat belastingplichtige niet dermate lichtvaardig handelt dat het aan opzet of grove schuld is te wijten
BNB 1999/300
zodanig pleitbaar
dat belastingplichtige niet dermate lichtvaardig handelt dat het aan opzet of grove schuld is te wijten
§ 4, lid 2 BBBB
in die mate juridisch
pleitbaar of verdedigbaar
dat belastingplichtige redelijkerwijs kan menen juist te handelen
Wat betekenen de termen ‘zodanig pleitbaar’, ‘in die mate verdedigbaar’ en ‘zodanige argumenten’? In de context van de boeteoplegging zijn deze termen door de rechter geïntroduceerd en dient de invulling daarvan ook door de rechter plaats te vinden. In de AWR zijn deze termen niet terug te vinden. De Hoge Raad heeft echter nooit een exacte definitie gegeven van de inhoud van de genoemde termen. Uit de woorden ‘zodanig’, ‘zodanige’ en ‘in die mate’ blijkt in ieder geval dat het standpunt voldoende door argumenten gedragen moet kunnen worden om de normatieve kwalificatie in het voordeel van de belastingplichtige uit te kunnen leggen.
Ook uit het gebruik van de term ‘dermate’ in ‘dermate lichtvaardig handelen’ kan worden afgeleid dat de argumenten van de belastingplichtige voldoende gewicht in de schaal moeten leggen bij de beoordeling van het door hem ingenomen standpunt. Alleen als de argumenten voldoende gewicht ontberen, is sprake van een zodanig verwijtbaar handelen dat de belastingplichtige opzet of grove schuld kan worden verweten en een boete kan worden opgelegd. Zie ook De Blieck c.s.:
‘In de arresten van de Hoge Raad ziet men vaak dat beoordeeld wordt of de belanghebbende ‘dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat’. Daarmee is echter niet gegeven in welke mate lichtvaardig moet zijn gehandeld voordat er sprake is van grove schuld. Wel kan in het algemeen de conclusie worden getrokken dat de vergrijpboete eerst kan worden opgelegd als de belanghebbende een ernstig verwijt kan worden gemaakt van het feit dat te weinig belasting werd geheven.’1
Voldoende argumentatie ontneemt aan de gedraging het karakter van verwijtbaarheid. De vraag is dus wanneer sprake is van voldoende argumentatie.