Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht
Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/7.6.3:7.6.3 Toepasselijk recht
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/7.6.3
7.6.3 Toepasselijk recht
Documentgegevens:
I.P.M. Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M. Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS581130:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie, PbEU 2014, L349/1, overweging 13.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
371. Zolang het niet gaat om een verbintenis die voortvloeit uit een overeenkomst, is Rome II van toepassing op de kwestie door welk recht de vordering wordt beheerst. De hoofdregel van Rome II is neergelegd in artikel 4. Artikel 4 Rome II bepaalt in lid 1 dat het recht van het land waar de (directe) schade zich voordoet van toepassing is. Artikel 6, lid 3, Rome II biedt een bijzondere verwijzingsregel in het geval van een inbreuk op het mededingingsrecht. Artikel 6 lid 3 Rome II heeft zowel betrekking op schadevergoedingsvorderingen naar aanleiding van inbreuken op nationale mededingingsregels als op schadevergoedingsvorderingen naar aanleiding van inbreuken op Unierechtelijke mededingingsregels. Een niet-contractuele verbintenis die uit een beperking van de mededinging voortvloeit, wordt op grond van artikel 6 lid 3 Rome II beheerst door het recht van het land waarvan de markt (waarschijnlijk) wordt beïnvloed. Indien de markt in meer landen wordt beïnvloed, kan de benadeelde ervoor kiezen zijn vordering te baseren op één rechtsstelsel. Dit moet dan het rechtsstelsel zijn van de rechter aan wie de eiser het geschil voorlegt. De bevoegde rechter aan wie het geschil wordt voorgelegd, moet de rechter zijn van de woonplaats van één der verweerders.
De schade die het gevolg is van een schending van artikel 101 VWEU, is meestal verspreid over een groot aantal benadeelden. Daardoor is het voor individuele benadeelden vaak niet lonend om via de rechterlijke weg te proberen om schadevergoeding te krijgen. In 2013 deed de Commissie een niet-bindende aanbeveling over gemeenschappelijke beginselen voor collectief verhaal (niet beperkt tot het mededingingsrecht). In de aanbeveling verzoekt de Commissie de lidstaten om mechanismen voor collectief verhaal op te zetten. De aanbeveling gaat uit van een systeem voor collectief verhaal dat is gebaseerd op het opt-in beginsel. Elke uitzondering moet naar behoren worden gemotiveerd met redenen die verband houden met een goede rechtsbedeling. De richtlijn schadevorderingen laat het aan de lidstaten over om al dan niet de mogelijkheid tot collectief verhaal in te voeren met betrekking tot schadevergoedingsvorderingen wegens schending van het mededingingsrecht.1 Op dit moment bestaat (nog) geen Unierechtelijk mechanisme voor collectief verhaal. De Nederlandse wet bevat twee mogelijkheden ter afwikkeling van massaschade: de collectieve actie van artikel 3:305a BW en de collectieve afwikkeling van massaschade die is neergelegd in 7:907 tot en met 7:910 BW. Het is de vraag of de manier waarop het Amsterdamse Hof zijn rechtsmacht in internationale WCAM-zaken baseert, juridisch houdbaar is.