De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/6.1:6.1 Inleiding
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/6.1
6.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS382292:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
349. De uitspraak van de rechter wordt pas onaantastbaar, indien tegen die uitspraak geen rechtsmiddelen meer openstaan. De wettelijke regeling van het procesrecht voorziet in diverse rechtsmiddelen, elk gekoppeld aan specifieke toepassingsvoorwaarden. De rechtsmiddelen verzet, hoger beroep en cassatie worden gerekend tot de 'gewone' rechtsmiddelen. Aanwending van deze rechtsmiddelen schorst in beginsel de mogelijkheid om de bestreden uitspraak ten uitvoer te leggen. Staat tegen een uitspraak geen gewoon rechtsmiddel meer open, dan gaat de uitspraak in 'kracht van gewijsde'.
Daarnaast kent de wet de 'buitengewone' rechtsmiddelen derdenverzet en herroeping. Deze rechtsmiddelen schorsen niet de tenuitvoerlegging van een uitspraak en kunnen ook nog worden aangewend indien de bestreden uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Dat laatste is zelfs een vereiste, wil het rechtsmiddel herroeping aan een partij ter beschikking staan.
In de vorige hoofdstukken bleek al meerdere malen dat de eisen van een goede procesorde of rechtspleging ook betekenis hebben voor de wijze waarop hoger beroep of cassatieberoep ingesteld moet worden, alsook voor de behandeling van de zaak in die instanties. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op een aantal verwikkelingen die verband houden met de aanwending van een rechtsmiddel, meer in het bijzonder met de instelling van hoger beroep en cassatieberoep. In de rechtspraak van de Hoge Raad werd slechts één toepassing van de eisen van een goede procesorde aangetroffen die betrekking had op het gebruik van een ander rechtsmiddel, te weten het middel herroeping. De hierna volgende schets van het verdragsrechtelijk en wettelijk kader beperkt zich daarom tot het kader dat relevant is voor het hoger beroep en het cassatieberoep.