Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/3.3.3
3.3.3 Werking van art. 6 EVRM; resterende waarborgen
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS504757:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zulks neemt uiteraard niet weg dat de 'resterende waarborgen', óók krachtens Nederlands recht van openbare orde zullen zijn en dat bij een schending daarvan — ook buiten art. 6 EVRM — het arbitraal vonnis wegens strijd met de openbare orde zal kunnen worden vernietigd (art. 1065 lid 1 e) Rv); het gaat mij thans evenwel om de vraag of op art. 6 EVRM zelf een beroep kan worden gedaan.
ECRM 5 maart 1962 (%/BRD), Application No. 1197/61, Yearbook of the European Convention on Human Rights1962, The Hague 1963, blz. 94-96.
Vgl. ECRM 4 maart 1987 (R/Zwitserland), D & R, volume 51, blz. 83 waarin de Staat aansprakelijk wordt gehouden voor het handelen van arbiters als de tussenkomst van de gewone rechter wordt ingeroepen en deze alsdan de rechten van art. 6 EVRM schendt; LAWSON (blz. 161) merkt terecht op dat de formulering (het handelen van arbiters) ongelukkig is gekozen aangezien de Staat alleen voor eigen handelingen of handelingen van Staatsorganen aansprakelijk kan zijn.
EHRM 27 november 1996 (Nordstffim/Nederland), NJ 1997, 505, m.nt. PJB ; idem EHRM 23 februari 1999 (Suovaniemi/Finland), Application No. 31737/96 (www.echr.coe.int).
EHRM 23 februari 1999 (Suovaniemi/Finland), Application No. 31737/96 (www.echr.coe.int): 'Therefore the refusal of the Finish courts to quash the arbitral award (...) does not disclose any appearance of a violation of Article 6 of the Convention.'. Vgl. voor het omgekeerde geval, waarin een (geldig) arbitraal vonnis ten onrechte niet (tijdig) wordt bevestigd, F. DE LY, Kroniek Internationale Arbitrage, TvA 2009, blz. 141-143 met referte aan recente jurisprudentie.
Zie MATSCHER, blz. 287 en 290 en LAWSON, blz. 160-161, al is mij niet helemaal duidelijk of LAWSON (blz. 161) slechts verdedigt dat de rechter in strijd met art. 6 EVRM handelt als hij een arbitraal vonnis bevestigt dat het recht op toegang schendt (dat hij uitdrukkelijk als voorbeeld noemt), of dat hij verdedigt dat de rechter ook in strijd met art. 6 EVRM handelt als hij een arbitraal vonnis bevestigt dat de zogenaamde resterende waarborgen van art. 6 EVRM schendt.
Een scheidsgerecht zelf kan strikt genomen niet in strijd met art. 6 EVRM handelen, dit omdat een scheidsgerecht niet een bij de wet ingesteld gerecht is (en overigens ook geen orgaan van de Staat vormt) en art. 6 EVRM niet rechtstreeks werkt in horizontale verhoudingen (zie 3.2.3.4). Het ligt dan niet voor de hand dat, als het scheidsgerecht de resterende waarborgen van art. 6 EVRM heeft geschonden, louter en alléén op de grond dat het scheidsgerecht art. 6 EVRM heeft geschonden, jegens de gewone rechter een beroep op art. 6 EVRM kan worden gedaan.1 Evenmin zal, als het scheidsgerecht de genoemde waarborgen heeft geschonden, wegens die schending alléén (uiteindelijk) bij het Europese Hof in Straatsburg een beroep op art. 6 EVRM kunnen worden gedaan.
In de zaak X/BRD heeft de Europese Commissie ooit beslist dat een overeenkomst tot arbitrage slechts geldig is (of eigenlijk geldig "blijft") voorzover een scheidsgerecht niet in strijd met de geest van art. 6 EVRM handelt: "Whereas the inclusion of an arbitration clause in an agreement between individuals amounts legally to partial renunciation of the exercise of those rights defined by Article 6 (1); whereas nothing in the text of that Article nor of any other Article of the Convention explicitly prohibits such renunciation (...). Whereas it may however be queried whether the original validity of that consent, from which the arbitration clause assumes its legai force, might not subsequently be affected if the arbitrator, in carrying out the functions conferred upon him by that clause, conducted himself in a manner incompatible with the spirit of the Convention and particularly of Article 6 (...)"2[cursief toegevoegd]
Volgen wij die redenering, dan zal een arbitraal vonnis kunnen worden vernietigd als het scheidsgerecht in strijd met de geest van art. 6 EVRM handelt, dit op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt (art. 1065 lid 1 (a) Rv). Zo bezien, komt art. 6 EVRM in arbitrage eigenlijk gewoon horizontale werking toe en kan een partij zich bij de gewone rechter erop beroepen dat het scheidsgerecht in strijd met art. 6 EVRM heeft gehandeld. Wij hebben evenwel gezien dat art. 6 EVRM niet rechtstreeks werkt in horizontale verhoudingen en dat wij uit de zojuist aangehaalde overweging van de Europese Commissie niet mogen afleiden dat een arbitraal vonnis, als het scheidsgerecht in strijd met de geest van art. 6 EVRM handelt, kan worden vernietigd op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt (3.2.3.3 sub 1).
Slechts als bij arbitrage de tussenkomst van de gewone rechter wordt ingeroepen en deze zélf in strijd met art. 6 EVRM handelt, kan wegens schending daarvan, uiteindelijk ook in Straatsburg, worden geklaagd.3 Zo is op procedures bij de gewone rechter met betrekking tot arbitrages, als bijvoorbeeld een geding tot vernietiging van een arbitraal vonnis, art. 6 EVRM onverkort van toepassing.4Ik wijs daartoe op de (slot)overweging van de Europese Commissie in de zaak Nordstram/Nederland:
’(...) in the proceedings before the national courts themselves the applicants were provided with ample opportunity to state their case and to challenge the arguments of the adverse party."5 (zie ook 3.3.2)
Voorts blijkt uit de Europese jurisprudentie dat de rechter die een arbitraal vonnis bevestigt dat in strijd met bepaalde resterende waarborgen van art. 6 EVRM is totstandgekomen, zelf ook in strijd handelt met art. 6 EVRM en dat daarover kan worden geklaagd bij het Hof in Straatsburg.6 Aldus is ook een beroep op een schending van de resterende waarborgen van art. 6 EVRM in arbitrage bij de gewone rechter mogelijk.7 De gewone rechter mag immers niet handelen in strijd met art. 6 EVRM en zal, ter voorkoming van de bevestiging van een arbitraal vonnis dat in strijd is met art. 6 EVRM, zo nodig verlof tot tenuitvoerlegging weigeren of het arbitraal vonnis vernietigen, dit hoogstwaarschijnlijk op de grond dat het arbitraal vonnis, of de wijze van totstandkoming daarvan, in strijd is met de openbare orde (vgl. bijvoorbeeld art. 1063 lid 1 Rv, art. 1076 lid 1BRv en art. 1065 lid 1 (e) Rv). Partijen zullen, daarop anticiperend, bij het scheidsgerecht een beroep kunnen doen op de resterende waarborgen in art. 6 EVRM. Een verstandig scheidsgerecht zal overeenkomstig de resterende waarborgen van art. 6 EVRM handelen omdat zijn arbitraal vonnis anders wellicht niet kan worden bevestigd als de gewone rechter zich over het vonnis moet buigen.