Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.5.9 Afwijzingsgronden
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
28-11-2023, Stcrt. 2023, 33812 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 41045024)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2023, Stcrt. 2023, 33812 (uitgifte: 11-12-2023, regelingnummer: WJZ/ 41045024)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie, energiebesparende isolatiemaatregelen, de aansluiting op een warmtenet of de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede, derde, vierde of vijfde lid, indien:
- a.
ten aanzien van dezelfde investering dan wel een investering in een zelfde type energiebesparende isolatiemaatregel eerder subsidie is verstrekt;
- b.
het een aanvraag voor subsidie betreft voor een bouwwerk met een bouwjaar na 1 januari 2019, tenzij een omgevingsvergunning voor dit bouwwerk kan worden overlegd die voor 1 juli 2018 is aangevraagd;
- c.
een aanvraag voor subsidie van een eigenaar-bewoner later is ingediend dan 24 maanden na het installeren van een installatie voor de productie van duurzame energie, het aanbrengen van isolatiemateriaal, de aansluiting op een warmtenet of de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen a en b, derde, vierde en vijfde lid;
- d.
de aanvrager voor dezelfde investering op grond van artikel 3.42, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 een verzoek heeft ingediend bij de minister om een verklaring dat sprake is van een energie-investering als bedoeld in dat artikel;
- e.
het een aanvraag voor een subsidie betreft voor een investering die voor 1 januari 2022 is gerealiseerd;
- f.
het een aanvraag voor subsidie betreft voor een koopwoning met een blokaansluiting voor warmte.
2.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, indien:
- a.
de installatie waar de investering betrekking op heeft is of wordt geïnstalleerd om te voldoen aan de wettelijke voorschriften, bedoeld in hoofdstuk 5 van het Bouwbesluit 2012 of afdeling 4.4 in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving;
- b.
de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een gebruikte installatie;
- c.
het totale netto elektriciteitsverbruik via de aansluiting waarop de installatie wordt aangesloten, zoals dat blijkt uit de in het jaar voorafgaand aan de aanvraag van de energieleverancier ontvangen jaarafrekening, minder dan 50.000 kWh bedroeg, indien het een investering voor een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c, betreft;
- d.
er geen aanvraag voor een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is ingediend, indien het een investering voor een installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met één of meer windturbines als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel d, betreft;
- e.
het een aanvraag voor subsidie betreft van een vereniging van eigenaars, wooncoöperatie of woonvereniging voor de aanschaf en het laten installeren van installaties, bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdelen a en b;
- f.
het een aanvraag van een ondernemer betreft voor een lucht-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a, en het totale netto energieverbruik via de aansluiting waarop de installatie wordt aangesloten, zoals dat blijkt uit de meest recente jaarafrekening van de energieleverancier, 50.000 KWh of 25.000 m3 aardgasequivalent of hoger bedraagt en de locatie waarin de lucht-waterwarmtepomp is geïnstalleerd, is aangesloten op het gastransportnet, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet;
- g.
het een aanvraag voor subsidie betreft voor een lucht-waterwarmtepomp, grondwaterwarmtepomp of water-waterwarmtepomp als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel a., met een thermisch vermogen tussen 1 kW en 70 kW behorend tot een energie-efficiëntieklasse lager dan A++ en is aangebracht op of na 1 januari 2024.
3.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor energiebesparende isolatiemaatregelen als bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, indien:
- a.
het een aanvraag betreft voor een koopwoning indien de koopwoning een appartement is waarvoor de vereniging van eigenaars al een subsidie heeft verkregen op grond van de Subsidieregeling Verduurzaming voor Verenigingen van Eigenaars;
- b.
de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering ten behoeve van het realiseren van een vergroting van het woonoppervlakte of wooninhoud, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
- 1°
het realiseren van een nieuwe aanbouw;
- 2°
het realiseren van een nieuwe dakkapel;
- 3°
het betrekken van een aan- of inpandige garage bij de woning; of
- 4°
het vergroten van het bestaande dak, gevel, vloer of glasoppervlakte;
- c.
het een aanvraag betreft voor een investering in een enkele energiebesparende isolatiemaatregel die voor 2 april 2022 is gerealiseerd.
4.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor een investering voor de aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, indien:
- a.
de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op een investering voor:
- 1°
een individuele aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, en niet kan worden aangetoond dat de aardgasaansluiting van de bestaande koopwoning waarvoor subsidie wordt aangevraagd is afgekoppeld en de gasmeter is verwijderd;
- 2°
een individuele aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, van een appartement van een eigenaar-bewoner in een appartementencomplex en er voor dit appartementencomplex eerder subsidie is aangevraagd door een vereniging van eigenaars voor een investering voor een centrale aansluiting op een warmtenet;
- b.
voor een investering op grond van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen een aanvraag voor subsidie ingediend kan worden door:
- 1°
de subsidieaanvrager;
- 2°
indien de subsidieaanvrager een lid van een vereniging van eigenaars is, de vereniging van eigenaars; of
- 3°
indien de subsidieaanvrager een lid van een wooncoöperatie of een woonvereniging is, de wooncoöperatie of woonvereniging;
- c.
de aansluiting op een warmtenet als bedoeld in artikel 4.5.2, vierde lid, voor 1 januari 2022 heeft plaatsgevonden;
- d.
het niet aannemelijk is dat de bestaande koopwoning, waarop de investering betrekking heeft, geen aansluiting op een warmtenet had voordat deze investering plaatsvond.
5.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor subsidie voor de aanschaf van een voorziening voor elektrisch koken, bedoeld in artikel 4.5.2, vijfde lid, indien:
- a.
niet kan worden aangetoond dat de woning op het moment van de aanvraag op een warmtenet aangesloten is;
- b.
niet kan worden aangetoond dat de gasmeter van de bestaande koopwoning waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet voor 2 april 2022 is verwijderd;
- c.
de aanschaf heeft plaatsgevonden voor 2 april 2022;
- d.
het niet gaat om de eenmalige aanschaf van een nieuwe volledig elektrische kookvoorziening;
- e.
op grond van de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen een aanvraag voor subsidie ingediend kan worden door:
- 1°
de subsidieaanvrager;
- 2°
indien de subsidieaanvrager een lid van een vereniging van eigenaars is, de vereniging van eigenaars; of
- 3°
indien de subsidieaanvrager een lid van een wooncoöperatie of een woonvereniging is, de wooncoöperatie of woonvereniging;
- f.
er reeds subsidie is verkregen op grond van deze titel voor de aansluiting op een warmtenet.
6.
Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op aan eigenaar-bewoners verstrekte subsidies door gemeenten, provincies, waterschappen of openbare lichamen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
7.
Indien een aanvraag voor subsidie, die is ingediend binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onderdeel c, is afgewezen in verband met de uitputting van het subsidieplafond, is de afwijzingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing op een hernieuwde aanvraag voor subsidie voor dezelfde investering die binnen twaalf maanden na afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag wordt ingediend.
8.
De afwijzingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op een aanvraag die betrekking heeft op een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, onderdeel c.
9.
Het netto elektriciteitsverbruik, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, wordt berekend door de hoeveelheid elektriciteit die volgens de in dat onderdeel genoemde jaarafrekening aan het net wordt onttrokken, indien van toepassing te verminderen met de hoeveelheid elektriciteit die volgens de in dat onderdeel genoemde jaarafrekening op het net wordt ingevoed.