Revindicatoire aanspraken op giraal geld
Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/7.4.4:7.4.4 Vóór en tijdens faillissement: (stil) verpande vorderingen
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/7.4.4
7.4.4 Vóór en tijdens faillissement: (stil) verpande vorderingen
Documentgegevens:
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS588779:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 17 februari 1995, NJ 1996, 471 m.nt. WMK (`Mulder q.q.-CLBN').
Naar ik zou willen aannemen is de curator verplicht tot deze aflossing aan de bank (pandhouder). De curator zal daartoe vaak verplicht zijn op basis van een beding in de pandakte. Bovendien strookt deze uitleg met de opzet van het stille pandrecht, vgl. HR 17 februari 1995, NJ 1996, 471 m.nt. WMK (`Mulder q.q.-CLBN').
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Mijn goederenrechtelijke benadering van het girale betalingsverkeer levert geen wezenlijk ander gezichtspunt op voor de rechtsvraag in Mulder q.q.-CLBN.1 In wezen ging het daar niet om een vraag van verrekening, maar om de toepassing van de regels voor (stille) verpanding van vorderingen. Verrekening werd door de Hoge Raad in dit geval toegestaan als uitvloeisel van de vaststelling dat de bank als pandhouder aanspraak had op het geld dat was bijgeschreven op de rekening van de failliet. Mijn alternatieve zienswijze heeft slechts gevolg voor de wijze waarop het geld bij de bank wordt bezorgd. Er is geen sprake van verhaal door de bank door middel van verrekening, maar van een aflossing door de curator aan de bank.2