Renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting
Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/7.3.5.2:7.3.5.2 Geen saldering
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/7.3.5.2
7.3.5.2 Geen saldering
Documentgegevens:
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS590954:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vergelijk ook Brandsma, die een en ander uitwerkt aan de hand van een cijfervoorbeeld, zie Brandsma, R.P.C.W.M.; Fiscale onderkapitalisatie van vennootschappen, Fiscale monografieën nr. 111, Kluwer, Deventer, 2004, blz. 90-93.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor de berekening van de niet-aftrekbare rente wordt zowel voor de individuele toets als voor de groepstoets dezelfde rente in aanmerking genomen. De beiden toetsen zijn namelijk slechts van belang voor de berekening van het teveel aan vreemd vermogen. De rentepost representeert de fiscale rente. Hieronder valt ook geïmputeerde rente op onzakelijke renteloze leningen.
Bij de berekening van de omvang van de niet-aftrekbare rente wordt de verschuldigde rente niet gesaldeerd met de ontvangen rente. Deze benadering kan leiden tot onredelijke uitkomsten. Bij een opgenomen geldlening van € 50 mln. en een uitgeven lening van € 20 mln. bedraagt het saldo van de geldleningen € 30 mln. De verschuldigde rente wordt berekend over € 50 mln., zodat – uitgaande van een teveel aan vreemd vermogen – ook de niet-aftrekbare rente wordt berekend aan de hand van de rente op laatstgenoemd bedrag. Indien de uitgegeven geldlening wordt aangewend om de verschuldigde geldlening (partieel) af te lossen, resteert een saldo van € 30 mln. De verschuldigde – voor lid 1 in aanmerking te nemen rente – wordt dan berekend over de uitstaande geldlening ad € 30 mln. Voor de individuele toets ondergaat het teveel aan vreemd vermogen door de aflossing geen mutatie, maar de niet-aftrekbare rente komt wel (aanzienlijk) lager uit.1 Voor toepassing van de groepstoets leidt de aflossing van de lening o/g met de verkregen gelden van de lening u/g zelfs tot een dubbel voordeel. Naast de daling van de verschuldigde rente daalt op het niveau van de belastingplichtige immers eveneens het gemiddeld vreemd vermogen indien opgenomen geldleningen worden afgelost met de gelden uit afgeloste uitgegeven geldleningen. Dit additionele voordeel komt voort uit het feit dat de groepstoets geen saldering van leningen o/g en leningen u/g kent.