Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2:Aant. 2 Artikel 22bis in relatie tot het bodem(voor)recht, faillissementsfraude, uitstel van betaling, constructiebestrijding, ontsnappingsroutes en gevolgen voor de fiscus en de kredietverlening
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2
Aant. 2 Artikel 22bis in relatie tot het bodem(voor)recht, faillissementsfraude, uitstel van betaling, constructiebestrijding, ontsnappingsroutes en gevolgen voor de fiscus en de kredietverlening
Actueel t/m 15-11-2024
15-11-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/123, VN 2024/50.46
01-01-2013 tot: -
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2
Invordering / Dwanginvordering
Invordering / Verhaalsrecht
Invordering (V)
beslag
Invorderingswet 1990 artikel 22bis
Beschouwing
In deze aantekening (aant. 2.1 tot en met 2.7) komen verschillende onderwerpen aan de orde die in verband staan met artikel 22bis van de Invorderingswet 1990.
- Aant. 2.1 gaat in op het fiscale (bodem)voorrecht en het fiscale bodemrecht.
- Aant. 2.2 behandelt de strekking van artikel 22bis om het bodemvoorrecht constructiebestendig te maken.
- Aant. 2.3 bespreekt de gevolgen van artikel 22bis voor de Belastingdienst.
- Aant. 2.4 behandelt de gevolgen van artikel 22bis voor de kredietverlening.
- Aant. 2.5 is gewijd aan artikel 22bis in relatie tot faillissementsfraude.
- In aant. 2.6 wordt aandacht besteed aan het gelijktijdig met de invoering van artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 ingevoerde versoepelde uitstelbeleid voor ondernemers.
- Aant. 2.7 is gewijd aan de in de literatuur naar voren gebrachte vermeende tekortkomingen van artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 en de ontsnappingsroutes ter frustratie van de meldingsregeling van artikel 22bis.
F.F.A. Smetsers, 'Verrekening in geval van bodemverhuurconstructie toegestaan', JutD 2018/004, bespreekt de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden (5 december 2017, (ECLI:NL:GHARL:2017:10701) waarin sprake was van een bodemverhuurconstructie door de Rabobank waarmee de inventaris in vuistpand was genomen. Volgens het Hof mocht de Rabobank de verschuldigde huurpenningen verrekenen met de vordering op gefailleerden (conform art. 53 Fw), voor zover er voldoende verband bestaat tussen de verplichtingen over en weer. De auteur merkt voorts op dat bodemverhuurconstructies de laatste jaren minder worden toegepast. Dat komt volgens de auteur met name, omdat pandhouders van bodemzaken sinds 1 januari 2013 verplicht zijn om aan de Belastingdienst te melden dat zij hun rechten op deze bodemzaken op enigerlei wijze willen gaan uitoefenen. Schadeplichtigheid kan het gevolg zijn, indien de pandhouder zich niet houdt aan de mededelingsplicht. Sinds 1 januari 2018 geldt deze meldingsplicht ook voor de belastingschuldige, zo vervolgt de auteur. Volgens de auteur komen bodemverhuurconstructies toch nog wel voor, en zijn er procedures aanhangig die nog betrekking hebben op het recht dat vóór 1 januari 2013 gold.
J.A.M. Koek, Het bodem(voor)recht inclusief mededelingsplicht nader bezien en heroverwogen: een onderzoek naar (de rechtvaardiging van) de fiscale verhaalspositie naar aanleiding van IW 1990, Nijmegen: 2014 (afstudeerscriptie RU Nijmegen), bespreekt de verhaals- en voorrangspositie van de fiscus en de rechtvaardiging hiervan. Daarnaast gaat de auteur in op artikel 22bis van de Invorderingswet 1990 en de houdbaarheid van het bodem(voor)recht in het licht van artikel 70 van de Invorderingswet 1990, artikel 1van het EP EVRM en artikel 34 van het VWEU. Een aantal alternatieven voor het bodem(voor)recht inclusief aanbevelingen komen eveneens bod.
Aant. 2.1 Inleiding: voorrecht, bodemvoorrecht, toepassing en bekendheid bodemrechtAant. 2.2 ConstructiebestrijdingAant. 2.3 Art. 22bis en gevolgen voor BelastingdienstAant. 2.4 Art. 22bis en gevolgen voor kredietverleningAant. 2.5 Art. 22bis in relatie tot faillissementsfraudeAant. 2.6 Uitstel van betaling ondernemersAant. 2.7 Tekortkoming en ontsnappingsroutes art. 22bis?