Het constructiebestendig maken van het bodem(voor)recht leidt tot een vermindering van het aantal geforceerde bedrijfsbeëindigingen, aldus het kabinet. Dit komt doordat de verhaalspositie van de Belastingdienst door de mededelingsplicht direct duidelijk is voor de kredietverleners. Daarmee wordt bovendien welvaartsverlies voorkomen omdat kredietverleners bedrijven bij bodemconstructies langer laten doordraaien dan wenselijk is. Tenslotte zullen meer bodemzaken in de faillissementsboedel terechtkomen, omdat pandhouders minder vaak verhaalsobjecten buiten de boedel om tot zich zullen nemen. Dit zal meer middelen in de boedel opleveren, waardoor er meer financiële ruimte zal zijn voor de bestrijding van faillissementsfraude, aldus het kabinet. Zie het onderdeel Parlementaire behandeling.
Parlementaire behandeling
“De verijdeling van constructies met betrekking tot het bodem(voor)recht leidt enerzijds tot een vermindering van het aantal geforceerde bedrijfsbeëindigingen doordat voor kredietverleners de verhaalspositie van de Belastingdienst van meet af aan duidelijk is. Anderzijds wordt daarmee welvaartsverlies voorkomen omdat het ook gebeurt dat kredietverleners bedrijven bij bodemconstructies langer laten doormodderen dan wenselijk is. Voorts zien curatoren in faillissementen meer bodemzaken in de boedel terechtkomen omdat pandhouders, anders dan nu het geval is, minder vaak geneigd zullen zijn verhaalsobjecten buiten de boedel om tot zich te nemen. De aanpak van bodemverhuurconstructies levert dan naar verwachting meer middelen in de boedel op en dientengevolge meer financiële ruimte voor bestrijding van faillissementsfraude.”
“De leden van de fractie van de VVD vragen of het kabinet in de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 27 november jl.1 aanleiding ziet om in overleg te treden met marktpartijen over de afschaffing van het bodemrecht in ruil voor een budgettair alternatief. In de genoemde brief heeft de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Ministers van Economische Zaken en van Financiën en namens mijzelf, een programma voor de aanpak van faillissementsfraude gepresenteerd. De afschaffing van het bodemrecht maakt daar geen deel van uit. De verwachting is juist dat de aanpak van bodemverhuurconstructies een bijdrage zal leveren aan de aanpak van faillissementsfraude. Door de maatregel zien de curatoren in faillissementen meer bodemzaken in de boedel terechtkomen, omdat pandhouders, anders dan nu het geval is, minder vaak geneigd zullen zijn verhaalsobjecten buiten de boedel om tot zich te nemen. Daarmee levert de aanpak van bodemverhuurconstructies naar verwachting meer middelen in de boedel op en dientengevolge meer financiële ruimte voor de bestrijding van faillissementsfraude. Al met al zie ik in de aanpak van faillissementsfraude dan ook geen enkele reden om de afschaffing van het bodemrecht te bepleiten.”
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2.5
Aant. 2.5 Art. 22bis in relatie tot faillissementsfraude
Actueel t/m 15-11-2024
15-11-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/123, VN 2024/50.46
01-01-2013 tot: -
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2.5
Invordering / Dwanginvordering
Invordering / Verhaalsrecht
Invordering (V)
beslag
Invorderingswet 1990 artikel 22bis
Beschouwing
Het constructiebestendig maken van het bodem(voor)recht leidt tot een vermindering van het aantal geforceerde bedrijfsbeëindigingen, aldus het kabinet. Dit komt doordat de verhaalspositie van de Belastingdienst door de mededelingsplicht direct duidelijk is voor de kredietverleners. Daarmee wordt bovendien welvaartsverlies voorkomen omdat kredietverleners bedrijven bij bodemconstructies langer laten doordraaien dan wenselijk is. Tenslotte zullen meer bodemzaken in de faillissementsboedel terechtkomen, omdat pandhouders minder vaak verhaalsobjecten buiten de boedel om tot zich zullen nemen. Dit zal meer middelen in de boedel opleveren, waardoor er meer financiële ruimte zal zijn voor de bestrijding van faillissementsfraude, aldus het kabinet. Zie het onderdeel Parlementaire behandeling.
“De verijdeling van constructies met betrekking tot het bodem(voor)recht leidt enerzijds tot een vermindering van het aantal geforceerde bedrijfsbeëindigingen doordat voor kredietverleners de verhaalspositie van de Belastingdienst van meet af aan duidelijk is. Anderzijds wordt daarmee welvaartsverlies voorkomen omdat het ook gebeurt dat kredietverleners bedrijven bij bodemconstructies langer laten doormodderen dan wenselijk is. Voorts zien curatoren in faillissementen meer bodemzaken in de boedel terechtkomen omdat pandhouders, anders dan nu het geval is, minder vaak geneigd zullen zijn verhaalsobjecten buiten de boedel om tot zich te nemen. De aanpak van bodemverhuurconstructies levert dan naar verwachting meer middelen in de boedel op en dientengevolge meer financiële ruimte voor bestrijding van faillissementsfraude.”
MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 3, p. 16.
“De leden van de fractie van de VVD vragen of het kabinet in de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 27 november jl.1 aanleiding ziet om in overleg te treden met marktpartijen over de afschaffing van het bodemrecht in ruil voor een budgettair alternatief. In de genoemde brief heeft de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Ministers van Economische Zaken en van Financiën en namens mijzelf, een programma voor de aanpak van faillissementsfraude gepresenteerd. De afschaffing van het bodemrecht maakt daar geen deel van uit. De verwachting is juist dat de aanpak van bodemverhuurconstructies een bijdrage zal leveren aan de aanpak van faillissementsfraude. Door de maatregel zien de curatoren in faillissementen meer bodemzaken in de boedel terechtkomen, omdat pandhouders, anders dan nu het geval is, minder vaak geneigd zullen zijn verhaalsobjecten buiten de boedel om tot zich te nemen. Daarmee levert de aanpak van bodemverhuurconstructies naar verwachting meer middelen in de boedel op en dientengevolge meer financiële ruimte voor de bestrijding van faillissementsfraude. Al met al zie ik in de aanpak van faillissementsfraude dan ook geen enkele reden om de afschaffing van het bodemrecht te bepleiten.”
MvA, Kamerstukken I 2012/13, 33 402, nr. D, p. 22.